• door Leendert van der Sluijs •
VOORPUBLICATIE |
Begin 2025 verschijnt de roman De vrouw in de kelder van Emy Koopman, over een tekenlerares die niet meer kan tekenen. Hij wordt aangekondigd als ‘een literair spel met genres’ en als ‘geïllustreerd met tekeningen’ van beeldend kunstenaar Moniek van de Pas. In Liter 112 en 113 publiceerde Koopman al een tweeluik van verhalen dat dient als voorstudie van deze roman, maar naar alle waarschijnlijkheid is het boek weer een heel andere Emy Koopman.
Er zijn schrijvers die zichzelf steeds opnieuw uitvinden. Emy Koopman is er zo een. Elke nieuwe Oek de Jong of Arnon Grunberg is voor de trouwe lezer van hun boeken een feest van herkenning, maar zo niet bij Koopman. Haar roman Het boek van alle angsten (2020) is een heel andere dan haar debuutroman Orewoet (2016). En lijkt Tekenen van het universum (2022) ook een roman te zijn, het is het niet. Het autobiografische boek heeft als ondertitel Verslag van een obsessie. Het valt onder het genre literaire non-fictie. ‘Ik heb niks verzonnen voor dit boek, niks mooier gemaakt dan het was,’ bekent ze in een interview in Liter 113. Maar neem nu Kindertrein uit Boedapest (2023), dat ook autobiografisch is: een zoektocht naar een verloren geschiedenis waarin werkelijkheid en fictie ‘in elkaar overlopen’, zo vermeldt de omslag, en in een verantwoording achterin schrijft de auteur dat eigen ervaringen en overgeleverde verhalen zijn ‘aangevuld door fantasie’.
Waarom kiest een schrijver voor een dergelijk pad? Waarom speelt zij met zoveel verschillende composities? Is dat slechts een spel waarin zij de lezer betrekt om te entertainen? Er zullen schrijvers zijn (niet de beste) die zo te werk gaan, maar bij Emy Koopman – die niet terugdeinst voor filosofische bespiegeling – vermoed ik ontegenzeggelijk meer, veel meer. Zij lijkt zich geheel en al ondergeschikt te maken aan wat geschreven moet worden. Met een zekere noodzaak. De roman of het boek moet precies zo geschreven worden, in deze vorm, met deze inhoud, als het geschreven wil worden. Zoals het beeld in Michelangelo’s marmer verborgen zit, zo moet het slechts tevoorschijn worden gehaald zoals het tevoorschijn komt. Er is al een gestalte, een verhaal. Eerst is er de letter, daarna de geest. Geen letter zonder geest, maar vooral: geen geest zonder letter. De bekende tot spreuk geworden paulinische bijbeltekst ‘de letter doodt, de geest maakt levend’ bedoelt ook ongeveer dit. Waar het verhaal niet tevoorschijn komt zoals het tevoorschijn wil komen, slaat het de lezer, de hoorder en allereerst de schrijver dood. Maar de geest van de letter maakt levend, creatief, kiest zijn eigen vorm.
Dit is een voorpublicatie. Het volledige essay verschijnt in Liter 114. Nog geen abonnee? Wanneer u hier voor 1 september (of uiterlijk 1 oktober) een abonnement of een introductie-abonnement afsluit, ontvangt u Liter 114, of bestel een los nummer voor € 24,95.