door Abdelkader Benali

Een groepje liefhebbers was bijeengekomen om onder het genot van een glas te duiden wat het werk van de Noorse schrijver Jon Fosse zo bijzonder maakt. Literair tijdschrift Liter had ook zijn Nobelprijslezing uitgegeven, vormgegeven als leporelloboekje door Steven van der Gaauw, en vertaald door Edith Koenders en Adriaan van der Hoeven. Sinds ik zijn mysterieuze De andere naam las, ben ik fan van Fosse.

Boven Athaeneum Boekhandel op het Spui gingen de vertalers met elkaar in gesprek. Vertalers benaderen literatuur heel praktisch. Het zijn net aannemers die een huis moeten bouwen, of slopen, en daarvoor gereedschap gebruiken. Je kan er veel moois mee maken, je kan er ook veel mee stuk slaan. Koester het gereedschap.

“Er komen veel herhalingen in voor”, zei Adriaan van der Hoeven. Hij moest oppassen dat hij na een dag vertalen niet op dezelfde monomane manier ging denken als de hoofdpersoon in de gesloten wereld van de Noorse schrijver. Edith Koenders vertelde dat ze weleens hele zinnen over het hoofd zag. “Het repetitieve effect maakt dat je een stuk domweg vergeet.” Ze stuurden elkaar de vertaling toe om omissies te vinden.

Twijfelen en zuchten

De personages van Fosse twijfelen, zuchten, missen, verdwalen. En er wordt hopeloos gezocht. De wereld van het denken en de wereld van het doen liggen mijlenver uit elkaar vandaan. Obsessief worden hele zinnen herhaald, de herhaling is de fijne mist waar de lezer doorheen waadt. De eerste tien pagina’s van het toneelstuk Warm bestaat uit twee mannen die een herinnering proberen terug te halen aan een vrouw in badpak die in het water sprong. De gehele tekst beslaat nog geen tachtig pagina’s.

Het woord ‘herinneren’ is de kern van een welhaast obsessieve rondo. “Laat nou gaan”, hoor ik mezelf denken, “ga leven. Doe wat nuttigs. Actie!” Als de twee mannen twijfelen of ze wel vrienden van elkaar zijn, begint het bloed bij mij te koken. Ze twijfelen aan hun leeftijd. Ook nog! Fosse zegt in een interview dat toen hij ontdekte dat taal muziek was, stopte met muziek maken. Dat brengt ons geen stap dichter bij het geheim van de schrijver.

Ik kan niet verklaren waarom ik zijn kleine novelle Een schitterend wit met tranen in de ogen las. Ook zo’n verhaal waarin weinig tot niets gebeurt. Een man komt vast te zitten in de sneeuw, zoekt zijn weg naar de bewoonde wereld en wordt bezocht door een engel.

Woorden aan de stille stem

Fosse is toegetreden tot de katholieke kerk; de laatste zin van het dankwoord dat hij uitsprak bij het in ontvangst nemen van de Nobelprijs voor Literatuur was: “En dank aan God”. In deze toegankelijke lezing geeft hij een verklaring voor mijn natte wangen. Fosse haalt de Franse filosoof Jacques Derrida aan: “Het belangrijkste in het leven kan niet gezegd worden, alleen geschreven”, om er meteen aan toe te voegen: “Ik probeer dus woorden te geven aan de stille stem”. Die twee mannen die herinneringen ophalen aan een vrouw in badpak bestaan in de stilte die wij hun geven. Door de pauzes heen spreekt de stilte. “Want alleen in stilte kun je de stem van God horen.”

Het schrijverschap van Fosse kenmerkt zich door een opmerkelijke bescheidenheid maar hij is ervan overtuigd dat literatuur levens kan redden. Zelfmoord loopt als een rode draad door zijn werk. “Dus wat me het allermeeste ontroerde waren degenen die me recht uit het hart schreven dat mijn teksten hun leven juist hadden gered.”

 

 

Deze column verscheen ook in Trouw, op 26 maart 2024
Op 7 april is er in De Balie te Amsterdam een programma rondom Jon Fosse. Abdelkader Benali – gastschrijver van Liter in 2018 – en de acteurs Mattias de Koning, Damiaan de Schrijver en Annette Kouwenhoven gaan op zoek naar het onzegbare.