van G.M. Hopkins

Het gedicht ‘De Grandeur van God’ is een sonnet van Gerard Manley Hopkins, een van de belangrijkste Victoriaanse dichters. Hij was priester en leefde van 1844 – 1889. De vertaling is van Menno van der Beek, poëzieredacteur van Liter.

 

 

De Grandeur van God

 

De wereld gloeit van de Grandeur van God,
heel de verpakking glinstert, glanst en glimt
als zuivere olijfolie. De schoonheid komt van binnen,
het moois dat door de mensen niet gezien wordt

en generaties lang wordt er geploeterd tot
alles naar handel en naar geld ruikt en je vindt
geen onontgonnen land meer. Al die vieze vingers
hebben de wereld uitgeput. En heel veel is kapot.

En de natuur wil ondanks alles nog niet zwichten,
diep in de dingen zit een lieve kracht:
de zon zakt in het westen en de wereld eindigt

of, nee, want in het oosten kiert het licht –
dat zal de Geest zijn. Nog heel even wachten,
en dan wordt alles warm en danst en zingt en vliegt.