• gedicht van Czeslaw Milosz •
Voor Wereld Poëziedag – elk jaar op 21 maart – vertaalde Menno van der Beek het gedicht ‘Een bekentenis’ van Czeslaw Milosz, uit 1985. Dat is precies 40 jaar na dato.
Het op waarheid beproefde gedicht werd door Arnon Grunberg, dit jaar gastschrijver van Liter, tot uitgangspunt genomen van zijn essay ‘Stemmen’ (zie de bundel Waarheidsliefde en biefstuk, 2023). Over de autoriteit van de dichter schrijft hij: ‘Zijn autoriteit berust hooguit op het feit dat hij grootsheid kan herkennen, maar tegelijkertijd geeft [Milosz] aan dat het hem daaraan ontbreekt. Zijn gezag, als daar al sprake van is, zit in pijnlijke zelfkennis […]. Zijn gezag berust op de claim dat hij de waarheid spreekt, dat hij bekent.’
Een bekentenis
–
Mijn Heer, wat hield ik altijd van aardbeienjam
en van het donkere zoet van een vrouwenlichaam.
En van gekoelde wodka, van haring in olijfolie,
en van geuren, kaneel bijvoorbeeld, of kruidnagel.
Dus wat ben ik dan voor een profeet? Waarom zou de Geest
ooit zo’n man bezoeken? Heel veel anderen
werden terecht geïnspireerd, en bleken betrouwbaar.
Wie zou mij ooit vertrouwen? Ze moeten gezien hebben
hoe ik glazen leeg, hoe ik me op voedsel stort,
en hoe ik gulzig naar de hals van de serveerster kijk.
Zwak en me ervan bewust. Verlangend naar grootsheid,
in staat grootsheid te herkennen als ze optreedt,
en toch niet, gedeeltelijk misschien, helderziend,
wist ik dus wat er overbleef voor kleinere mannen zoals ik:
een feestje van vluchtige hoop, een samenkomst van trotse types,
een toernooi van gebochelden, literatuur.
• Czeslaw Milosz, A Confession, Berkeley 1985 | vertaling Menno van der Beek, dichter en redacteur van Liter