door Jetty Huisman

Onlangs zag ik de uitvoering van Samuel Becketts Wachten op Godot in de Haagse Schouwburg. Een stuk dat ik in de jaren tachtig ook al eens had gezien, opgevoerd door toneelgezelschap De Appel. 
Als ik het me goed herinner was dat zelfs mijn allereerste theaterbezoek. Ik was net begonnen met mijn studie Engels en op de radio draaiden ze voortdurend De bom van Doe Maar – een passender nummer dat de sfeer van de jaren tachtig samenvatte was niet denkbaar.

En als de bom valt
Dan lig ik in mijn nette pak, diploma’s en mijn cheques op zak
Mijn polis en mijn woordenschat aaoei
Onder de flatgebouwen van de stad naast jou
Laat maar vallen dan, het komt er toch wel van
Het geeft niet of je rent

De oorlog was koud, een diploma had ik nog niet en dat zou ook weinig uitmaken want iedereen werd toch werkloos, zeker met een letterenstudie. De toekomst zag er weinig hoopvol uit. Beckett sloeg in als een bom. De moedeloosheid, de herhalingen, de stiltes en vage dialogen maar ook de absurde grappen: net als het nummer van Doe Maar leek het stuk naadloos op de sfeer van die tijd aan te sluiten.

Op colleges en werkgroepen bestudeerden we het toneelstuk grondig – het waren de hoogtijdagen van de close reading: hoe de openingszin (Nothing to be done, ‘Het heeft geen zin’ in de vertaling van Jacoba van Velde) het hele stuk kleurt, dat de desolate omgeving een metafoor zou zijn voor het naoorlogse, postreligieuze tijdperk en dat de absurdistische dialogen tussen de twee hoofdrolspelers, Vladimir en Estragon, zouden wijzen op het menselijk onvermogen elkaar te begrijpen. We bespraken de slavendrijver Pozzo, die zijn knecht Lucky als voetveeg behandelt, en hoe zijn sadisme doorsijpelt in de taal en het gedrag van de twee andere hoofdrolspelers. En natuurlijk de vraag wie Godot wel mag zijn. God? Waarom wachten ze op hem, en waarom komt hij niet? Of staat Godot voor de onafwendbare dood? Heeft dat wachten zin, of is dit leven zo zinloos dat je net als Vladimir en Estragon beter kunt overwegen er een eind aan te maken? Maar ja, zelfs daarvoor ontbreekt hun de energie, of het lef. Is het leven niet meer dan een ketting met dagen die zich als gelijke kralen aaneenrijgen? – ‘Tweede Bedrijf. Volgende dag. Zelfde tijd. Zelfde plaats.’

De troosteloze jaren tachtig gingen voorbij. De muur viel, en met een diploma op zak vond ik al snel een baan bij een uitgeverij. In de jaren negentig kwam er een eind aan de Koude Oorlog, de enorme werkloosheid, de woningnood. Met het milieu zou het ook wel goed komen.

Helaas: ook dit voorjaar was Wachten op Godot weer even actueel. Het uitzichtloze is er nog steeds: zwervers, ontheemden, geweld, armoede. Zelfs de onnavolgbare tirade die Lucky aan het slot van het eerste bedrijf uitspreekt (‘over de onderzoekingen van de antropopopometrische Acacacacademie van Berne tot Bresse’) heeft een moderne pendant gekregen in een hallucinerend Chatgtp.

Toch zijn er lichtpuntjes. Vladimir deelt zijn laatste restje eten met Estragon, al is het niet meer dan een enkel worteltje of radijsje. Ze blijven bij elkaar, ze blijven wachten. ‘En als Godot komt?’ vraagt Estragon. ‘Dan zijn we gered.’

Aan de kale, zwarte boom zijn een paar armzalige blaadjes verschenen.

 

 

N.a.v. Wachten op Godot van Het Nationale Theater. Tekst: Samuel Beckett (vert. Jacoba van Velde). Regie: Erik Whien. Met: Jaap Spijkers, Mark Rietman, Bram Coopmans en Joris Smit. Te zien t/m 20 mei 2024. De speeldata vind je op hnt.nl.