door W.H. Auden, geschreven in New York, op 1 januari 1940 (4 fragmenten)

De fragmenten zijn vertalingen van gedeelten uit het gedicht ‘New Year Letter’, te vinden in W.H. Auden – Collected Poems (Faber and Faber, 1994), op blz. 205 en 206 [I], blz. 229 en 230 [II], blz. 238 [III] en blz. 241 [IV]. Het gedicht is nog altijd uiterst relevant.

Vertaling Menno van der Beek

 

Nieuwjaarsbrief 

[I]

 

[..] Alsof de vraag van onze tijd
op een vreemd moordmysterie lijkt:
een lichaam, bijna uitgekleed,
niemand die medelijden heeft –
totdat de zaak is uitgedacht
zijn wij betrokken of verdacht;
en niemand die de reden weet
of welke wet nog waarde heeft:
wie beschermt wie? En wat vertelt
de bij het lijk gevonden speld?
Wie was die vage vreemdeling
die in de achtertuin rondhing?
Waar bleef het blaffen van de hond?
Stond er geen voetspoor op de grond?
Waarom heeft niemand het gezien?
Hoe kwam die slang de toren in?
Democratie trapt op de rem
van ieder traag departement:
geruzie en geschreeuw genoeg
maar niemand die de dader zoekt
behalve één: hij grijpt vannacht
in een bruin uniform de macht;
hij geeft de schuld aan wie hij wil
en heel het onderzoek valt stil.

 

 

[II]

 

[..] Vreemd, rimpelig, ijs boven op het dak,
vol parasieten, ingepakt
in een laag lucht die typisch ruikt
schommelt de aarde kalm vooruit:
zij heeft geen plannen voor zichzelf
maar landmassa’s verschuiven wel;
de grens van stilte en de nacht
kruipt naar het westen, en de dag
laat heel Europa’s leger zien,
miljoen keer iemand die misschien
morgen al sterft. Iedereen weet
dat deze dag een einde heeft;
ja, dat tenminste weten wij:
van de minister die ons leidt
en die op zonvakantie gaat
tot aan de jonge kunstenaar,
dat wat je ook geen onzin lijkt,
en waar je ook door wordt misleid,
en welke woorden je ook haat
en wie giftige leugens braakt
(het beest dat we zullen verslaan
als we de goede kant op gaan)
we weten dat gelach, gepraat
de dood niet minder zeker maakt.

 

 

[III]

 

[..] En welk plan ook het beste lijkt,
we moeten leven met het feit
dat de machine ons beheerst:
dat je niet thuis de waarheid leert:
jouw keus bij wie je hoort vervangt
het oude bloed- en stamverband;
we leren goed en kwaad niet meer
van waar het toeval je parkeert
of van de buurt of de partij
want alles moet jouw keuze zijn;
je held, je vrienden en je lief
je plan, je doel en je motief
want de machine heeft gezegd
en aan de massa uitgelegd
wat al heel lang de waarheid is
en wat een kleine groep al wist
maar niemand kan er meer omheen:
de mens is feitelijk alleen.

 

 

[IV]

 

[..] Het nieuws is meestal slecht: ons hart
zei Zola al, slikt elke dag
een pad door. Steeds een vieze hap
walging, mislukking; elke stap
laat ons verdwalen. Vaak zijn wij
ons plan en onze richting kwijt,
zo onbetrouwbaar als het weer;
we hebben hoogstens dit geleerd:
dit is echte democratie
als iedereen zijn kwaad opbiecht
want iedereen is zwak. En wij
moeten daarom bescheiden zijn:
‘Ik eis de troon op’ klinkt niet meer
‘Ik weet wat goed is’ klinkt verkeerd,
en echte eenheid wordt bereikt
als de verschillen duidelijk zijn,
dat iedereen iets hebben moet
en tegelijk een aanbod doet;
we moeten houden van elkaar,
elk onvervangbaar exemplaar.