door Maarten Buser • 
Over Guillaume Apollinaire, De nacht is zo mooi met zijn koerende kogels & Guillaume Apollinaire, Het raam gaat open als een sinaasappel – twee bloemlezingen, samengesteld en vertaald door Kiki Coumans

 

Het is inmiddels moeilijk voor te stellen, maar het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog werd door veel Europeanen met groot enthousiasme ontvangen; ook door schrijvers, schilders en andere kunstenaars. Wisten zij veel dat ze in een jarenlange, wrede loopgravenoorlog terecht zouden komen en dat er zoveel doden zouden vallen. Die gruwelen vormden de achtergrond bij de poëzie die ik decennia later tijdens de lessen Engels te lezen kreeg. Britse dichters als Wilfred Owen schreven gedichten met veelzeggende titels als ‘Futility’ en ‘Anthem for Doomed Youth’. Toch heb ik me nooit echt afgevraagd of er ook gedichten waren van soldaten die vol vreugde naar het front gingen; misschien juist ook omdat die strijdlust achteraf gezien zo onbegrijpelijk is.

Toch is die poëzie er. Die werd onder meer geschreven door de Pools-Italiaanse immigrant Guillaume Apollinaire (1880-1918), die zich ontpopte tot Franstalige dichter, kunstcriticus en prozaïst. Begin 2022 verscheen de tweede bloemlezing uit zijn poëzie in vrij korte tijd, De nacht is zo mooi met zijn koerende kogels. Deze bundel is wederom samengesteld, vertaald en ingeleid door Kiki Coumans, die eerder tekende voor Het raam gaat open als een sinaasappel (2017, eveneens bij Uitgeverij Vleugels). Daarin legde ze de nadruk op de vernieuwende aspecten van Apollinaires poëzie; op het frisse, zoals dat uit de titel spreekt, en uit de ondertitel: Een keuze uit de moderne gedichten. Apollinaire liet immers steeds vaker de vaste vormen die de (Franse) poëzie kenmerkten los én hij liet de moderne samenleving toe in zijn gedichten. Het beroemde langere gedicht ‘Zone’ begint met het programmatische ‘Ten slotte ben je deze ouderwetse wereld beu’. Die zone is een moderne stad, met mensenmassa’s op straat. Er rijden ‘kuddes autobussen toeterend langs je heen’ en in de lucht zijn vogels en een ‘vliegende machine’. Dit is de nieuwe tijdgeest waarop dichters moeten reageren, zoals Apollinaire in zijn lezing L’Esprit Nouveau et les Poètes (1918) verkondigde: ‘Men kan dichter zijn op alle gebieden: je hoeft alleen maar avontuurlijk te zijn en op ontdekking uit te gaan.’

In zekere zin is De nacht is zo mooi met zijn koerende kogels een vervolg op die eerdere bloemlezing, zo blijkt vooral als je ze achter elkaar leest, of samen. De overeenkomsten zijn groot tussen de dichter van de moderne stad en de dichter van het moderne slagveld: beide plekken bieden volop kansen voor avonturen. ‘Zone’ vindt in De nacht is zo mooi zijn evenknie in een iets minder grote klassieker: ‘De kleine auto’. Wanneer die wagen – een toentertijd nog ongebruikelijk beeld in een gedicht – aankwam in Parijs, begrepen ‘mijn kameraad en ik / [d]at de kleine auto ons een Nieuw tijdperk binnenreed’. In veel van de daaropvolgende gedichten lijkt Apollinaire dan ook met net zulke grote ogen naar alle granaatflitsen en artillerievuur te kijken en luisteren als daarvóór naar alle drukte in de straten. 

Coumans legt de nadruk op dat enthousiasme, onder meer door de keuze voor precies deze titel en de ondertitel Gedichten uit de Grote Oorlog, in plaats van uit de Eerste Wereldoorlog. Een groter afgedrukt motto, met een onvertaalbare woordspeling, laat tussen de inleiding en de eerste gedichten weten dat ‘J’ai tant aimé les Arts / que je suis artilleur’: ‘Ik hield zoveel van de kunsten dat ik artillerist ben geworden’. Eerlijk is eerlijk, dat enthousiasme is toch best schrikken. Je zou kunnen zeggen dat Apollinaire het beste van de situatie probeerde te maken, maar volgens mij had hij inderdaad best zin in deze strijd, omdat hij als immigrant dan eindelijk de Franse nationaliteit zou kunnen krijgen. Zelfs toen hij ernstig verwond terugkwam van de oorlog, trok hij die strijdlust door in L’Esprit Nouveau et les Poètes, waarin behoorlijk wat storende nationalistische oprispingen stonden. Daar is deze nieuwe bloemlezing ook niet geheel van verschoond. Een gedicht als ‘Aprilnacht in 1915’ begint zelfs in feeststemming, ook al woedt de oorlog al bijna een jaar:

De hemel is besterd met moffengranaten
In het sprookjesbos waar ik woon is het feest
De mitrailleur speelt een lied in tweeëndertigste noten
[…]

We houden van je o leven en we tarten je
[…]

Voor een groot deel zijn de procedés hetzelfde als in Apollinaires ‘reguliere’ poëzie van vóór de oorlog, met prikkelrijke nevenschikkingen van beelden en abrupte overgangen die zowel doen denken aan de montage in de film – nog zo’n moderne uitvinding – als aan de experimenten met het perspectief van de kubisten, een groep waar Apollinaire als kunstcriticus nauw bij betrokken was. De bloemlezing bevat zelfs twee gedichten die lezen als opsommingen, waarvan ‘Er is’ (‘Il y a’) ook tot Apollinaires bekendste gedichten behoort. Daarin lijkt alles tegelijkertijd te gebeuren:

Er is een schip dat mijn liefste heeft meegenomen
Er zijn zes zonnen in de lucht en als de nacht valt lijken het wel maden waaruit sterren worden geboren
Er is een vijandige onderzeeër die het op mijn liefste had gemunt
Er zijn hier duizend jonge sparren gehavend door de granaatscherven
Er is een infanterist die blind van de gifgassen voorbijloopt
[…]

Deze angstaanjagende oorlogstaferelen passen veel beter in het beeld van de Britse oorlogspoëzie dat mij tijdens de lessen Engels geschetst werd. Die afwisseling tussen enthousiasme en nachtmerrieachtige scènes maakt van De nacht is zo mooi met zijn koerende kogels een erg indringende bloemlezing. Die werpt bovendien een nieuw licht op zowel de vreugde en strijdlust aan het begin van de Eerste Wereldoorlog, als op Apollinaires fascinatie voor het moderne. Hoe ongemakkelijk die conclusie, zeker in hedendaagse oren, ook mag klinken: als je al zo enthousiast wordt van vernieuwingen in de stad, dan is het ergens wel logisch dat je dat ook wordt van een totaal nieuw soort oorlog.

 

 

Guillaume Apollinaire, De nacht is zo mooi met zijn koerende kogels, samengesteld en vertaald door Kiki Coumans, Uitgeverij Vleugels 2022, 146 blz., € 23,95
Guillaume Apollinaire,
Het raam gaat open als een sinaasappel, samengesteld en vertaald door Kiki Coumans, Uitgeverij Vleugels 2017, 96 blz., € 20,50