• door Reinout Wibier •
Over Willem Jan Otten, Zondagmorgen – over het missen van God |
In zijn nieuwe boek gidst Willem Jan Otten ons aan de hand van meditaties over de zondagse schriftlezingen door het katholieke kerkelijk jaar 2020. Een jaar van God missen, omdat de kerken, grondwettelijke vrijheden ten spijt, tijdens het eerste pandemiejaar nog leger bleven dan zij toch al waren onder invloed van de rap voortschrijdende ontkerkelijking. ‘Eredienstvasten’ noemt Otten dat missen van de heilige mis in zijn eerste hoofdstuk, getiteld ‘Over de kunst van het misvervangend peinzen’. Even verderop in datzelfde hoofdstuk schrijft hij: ‘Het kerkelijk jaar is een prozagedicht, een scenario voor een voorstelling, een handleiding voor bediening van sacramenten, een grotewijsheden-scheurkalender.’
Zondagmorgen is een rijk boek. Het misvervangend peinzen van Otten vraagt om gedoseerde lezing, het beste één zondagse meditatie per keer. Alle verwijzingen en associaties overdenken. Misschien af en toe iets opzoeken. De schriftlezingen, vermeld boven ieder hoofdstuk nalezen. Je afvragen wat dat betekent, ‘je innerlijke farizeeër’ die voorkomt in het hoofdstuk ‘Seculier reinheidsdenken’. En hoe overheersend die bij jouzelf soms is. Hoewel, de discipline ontbrak mij vaak, want je wilt ook verder lezen, meer lezen over de kunstwerken die Otten in verband brengt met de liturgie, meer lezen over de kleine en grote gebeurtenissen in zijn leven die door de Bijbelse en literaire teksten heen zijn geweven. Het associatief vermogen van Otten kent geen grenzen. De liturgische kalender is in dit boek het skelet dat literatuur, kunst en het leven zelf vormgeeft en zorgt dat het niet als losse flarden en amorf in elkaar zakt. Zo krijg je als lezer het gevoel dat je ook bezig bent Ottens eigen biografie te lezen. In ieder geval van zijn literaire leven, waarbij de sterke nadruk op poëzie misschien wel onthult dat hij in de eerste plaats een dichter is en misschien pas daarna essayist en prozaïst.
Otten is een groot stilist. Hij komt weg met dingen die eigenlijk helemaal niet kunnen. Constructies en formuleringen die tijdens schrijfopleidingen met aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid enthousiast met de rode pen bewerkt zouden worden, leveren bij Otten sprankelend, fris proza op. Zoals het veelvuldig gebruik van de tweede persoon, waarmee Otten niet ‘men’ bedoelt maar daadwerkelijk zichzelf toespreekt. Daardoor krijg je als lezer het gevoel midden in zijn gedachten te zitten, middenin de dialoog die hij voortdurend met zichzelf voert. Het heeft iets intiems, iets kwetsbaars: ‘Je schoondochter liep op laatste dagen, van, Deo volente, een pinksterkind. Zo zou ervan tenminste één iemand de lockdown opgeheven worden, ook al zag het ernaar uit dat grootouders niet op kraambezoek mochten komen, en dat je zoon niet bij de bevalling aanwezig zou zijn: zo gaar waren zelfs voor de H. Jozef de rapen niet geweest. Het vooruitzicht van de bevalling deed je intussen beseffen dat ook het kerkelijk jaar in z’n geheel in verloskundige termen beschouwd kan worden: het is een opeenvolging van zwangerschappen en (uitgerekende) data.’
Zondagmorgen is een hoogstpersoonlijk boek. Geloven is een intieme relatie aangaan met God. Otten legt zijn relatie met God bloot in misschien wel de enige taal die zich daartoe leent. Het is een boek dat veel groter is dan de 261 pagina’s die het telt. Het is een boek dat weliswaar niet de maar wel degelijk een sleutel kan zijn tot het mysterie. Door het boek te schrijven, doet Willem Jan Otten iets wat maar zelden voorkomt en doorgaans door de autoriteiten zelfs wordt afgeraden. Hij verklapt ons de geheime plaats waar hij zijn huisdeursleutel heeft verborgen.
Willem Jan Otten, Zondagmorgen – over het missen van God, Uitgeverij Skandalon, Middelburg en Uitgeverij Halewijn, Antwerpen 2022, 261 blz., € 25,99
• dit is een korte versie van een in Liter 105 verschenen recensie