Over Ieder een lichaam en De eenzame stad van Olivia Laing

Door Maarten Buser

In relatie tot films, toneel en tv-series wordt gesproken van een ensemblecast wanneer het verhaal geen vaste duidelijke hoofdpersoon heeft. In plaats daarvan is er sprake van verschillende personages met hun eigen gelijkwaardige verhaallijnen. Ieder van hen treedt om de zoveel tijd op de voorgrond. Al deze levens lijken naast elkaar te bestaan, hoogstens thematisch verbonden, zoals in de kerstklassieker Love Actually, waarin zich gaandeweg ook verschillende onderlinge verbanden af beginnen te tekenen. Dit is ook ruwweg de structuur van Ieder een lichaam, het vierde non-fictieboek van de Britse schrijver en cultuurcriticus Olivia Laing (1977).

Misschien voldoet het boek niet helemaal aan een belangrijke regel voor ensemblefilms: de verschillende plots dienen ongeveer evenveel schermtijd te krijgen. Je kunt namelijk goed beargumenteren dat Ieder een lichaam wel degelijk een hoofdpersoon heeft: Wilhelm Reich (1897-1957), psychoanalyticus van de tweede generatie en voormalig protegé van pionier Sigmund Freud, met wie hij later ontzettend zou botsen. Laing gebruikt Reichs tragische leven en soms controversiële ideeën als leidraad; specifiek zijn opvatting dat psychisch trauma en ongemak zich uiten in lichamelijke klachten, waarbij hij kanker uitlicht. Seksuele bevrijding kan volgens hem de getergde geest en dito lichaam weer genezen.

Naast Reich voert Laing een veelzijdige cast op, variërend van beroemdheden als muzikant Nina Simone, mensenrechtenactivist Malcolm X en schrijver Susan Sontag, tot onbekendere namen als performancekunstenaar Ana Mendieta. Aan de hand van hun levens en opvattingen behandelt ze de ongemakkelijke relatie tussen geest en lichaam: laatstgenoemde stelt je in staat om genot en plezier te hebben, maar kan ook een bron van groot lijden zijn. Bovendien staat ze uitgebreid stil bij racisten, vrouwenhaters en pornografen die anderen reduceren tot slechts een gekleurd, homoseksueel en/of vrouwelijk lichaam. Zo heeft ze volop aandacht voor de lichamelijke en zelfs ronduit dierlijke aspecten van de beeldspraak waarmee racisten consequent de Ander wegzetten.

De opzet en thematische kapstok doen denken aan een aantal van Laings vorige non-fictieboeken, waarvan De eenzame stad (2016) voor mij persoonlijk een bescheiden openbaring was. Op moment van verschijnen was ik een halfjaartje geleden begonnen met het schrijven over moderne en hedendaagse kunst. Veel wat ik daarover las was behoorlijk abstract en vol jargon geschreven. In De eenzame stad richtte ze zich hoofdzakelijk op beeldende kunst en deed dat op een even simpel klinkende, als verfrissende manier: ze schreef over kunstwerken, maar ook over hun makers én degenen die er vervolgens naar keken. Ze had volop oog voor de biografische achtergronden van de kunstenaars, maar ook voor hoe haar eigen levensverhaal invloed had op haar kunstbeleving. Terwijl ze moederziel alleen in New York verblijft, nadat haar hart is gebroken, herkent ze bijvoorbeeld opeens de eindeloze herhalingen van Andy Warhol als het (althans, mogelijke) verlangen van de kunstenaar om niet anders te willen zijn dan de rest.

Waar Ieder een lichaam misschien nog het meest in verschilt ten opzichte van De eenzame stad, is dat Laing zelf steeds verder op de achtergrond raakt. Waar haar eigen eenzaamheid – en daarmee: zijzelf – eerst de leidraad was om al die levens en opvattingen te vergelijken, kiest ze nu voor een historische figuur. Er zijn nog steeds autobiografische passages, maar die zijn in frequentie afgenomen; gelukkig niet in kracht. Laing presenteert zichzelf in dit nieuwe boek veel sterker als een van de vele personen in het ensemble. Soms schiet ze er een beetje in door om al die levens samen te brengen, zoals wanneer ze tijdens de introductie van een rechtenactivist opmerkt dat hij vijf dagen ouder is dan de kunstenaar die ze in een eerder hoofdstuk behandelde. Ze lijkt met deze kunstgrepen het gevoel op te willen roepen dat al deze ontwikkelingen – in de kunst, in de maatschappij, in het streven naar gelijkheid tussen mensen – allemaal tegelijkertijd plaatsvonden, of deel uitmaakten van een groter geheel. Wellicht gaat het om de tijdsgeest, maar ze wordt nooit heel concreet over wat die overkoepeling zou kunnen zijn.

In Ieder een lichaam lijkt Laing een vertaalslag te maken van de thematiek naar de ensemblecastachtige vorm. Door zoveel over verbondenheid te schrijven, valt echter op dat het boek toch een minder stevige eenheid vormt dan de voorganger. Vermoedelijk is Laing zich hier ook van bewust, gezien ze meerdere keren wijst op het paradoxale karakter van Wilhelm Reichs zogeheten orgon-energie-accumulators: een soort kisten die onderdrukte lichamelijke energie kunnen bevrijden, maar waar je je opmerkelijk genoeg wel eerst in op moet laten sluiten. Eerder nog dan naar samenhang, lijkt ze op zoek naar de vluchtige raakvlakken tussen de levens en opvattingen waarover ze schrijft, inclusief haar eigen standpunten.

In het slothoofdstuk spreekt Laing haar verlangen uit naar een wereld waarin niemand buitengesloten wordt omwille van zijn lichaam, maar daar zet ze direct kanttekeningen bij: dat idee is wel heel utopisch. Die eerlijkheid siert haar. Dat is natuurlijk ook vrijheid: dat je ook na jaren schrijven, en wanneer je lezer er al ruim 270 pagina’s op heeft zitten, toegeeft niet rotsvast te geloven dat je op de juiste weg zit en te erkennen dat je die route gewoon nog kunt bijstellen.

Olivia Laing, Ieder een lichaam, vertaald door Henny Corver, Uitgeverij Atlas Contact 2021, 304 blz., € 22,99. Olivia Laing, De eenzame stad, vertaald door Laura van Campenhout, Uitgeverij De Bezige Bij 2021, 350 blz., € 25,99.