‘Er is veel modder hier, maar ook veel water’

Door Lorna Wijma

In De canon van Liter wordt een klassieker of een actueel werk uit de literatuur onder de loep genomen. Eén thema springt eruit. De rubriek omvat een introductie en drie gespreksvragen die geschikt zijn voor gebruik op de leesclub en in het onderwijs. 

De Waterman, geschreven door Arthur van Schendel in 1933, speelt zich af in de eerste helft van de negentiende eeuw. De roman beschrijft het leven van Maarten Rossaart, die al van kleins af aan een connectie voelt met het water. Hij groeit op in een streng calvinistisch gezin en zijn drang naar het water wordt niet gewaardeerd – noch het feit dat hij geen muts draagt en ook vaak zonder schoenen of zelfs zonder broek in het water te vinden is. Wanneer zijn moeder en zusje omkomen in een overstroming, geeft de dominee Maarten de schuld. Maarten begint te geloven dat hij schuldig is, en wilde dat het water hem had gestraft. De straf komt echter niet en Maarten wordt een volwassen man, die zich, als dijkwerker, steeds meer bezighoudt met het water. 

Maarten wordt verliefd op de katholieke Marie. Hoewel zij het eens zijn dat hun God ‘een en dezelfde is’, zegt Maarten haar ook: ‘de mensen maken het mekaar moeilijk en je moet niet denken dat zij ons nu verder met vrede laten’. Uiteindelijk gaan ze samen varen. Ze krijgen een zoon, Jantje. Iedere zondag vertelt Maarten hem verhalen uit de Bijbel – voor Jantje ‘een spel waar hij de hele week aan denken kon’. Zo maakt Maarten de zondag ‘een lichte tijd’ in tegenstelling tot zijn eigen ‘zwarte jeugd’. Hij verbindt op deze manier geen angst aan het geloof, legt zijn zoon niks op, maar laat de verhalen voor zichzelf spreken: ‘Rossaart sprak niet van wat er uit die verhalen te leren viel, maar Jantje begreep wel waarom de koningin van Sheba de koning eerde, waarom Salomo zo wijs was en Jezus zo heilig’. 

Hoewel Maarten zich ontwikkelt in een verloren zoon-figuur, blijft hij zeker en stabiel. Zijn broer Wouter zegt tegen hem: ‘Had ik jouw geloof maar. Wat het is weet ik niet. Je ziet eruit als een schooier met die kale plunje, maar die vaste lach op je gezicht bewijst dat je meer weet dan ik of de broers, en dat is meer waard dan een goed bestaan met geld op zak en een hoge hoed op zondag. Als je het mij kon geven ging ik met je mee, honderdmaal liever jouw armoe en jouw geloof dan mijn fatsoen met het zwarte niets voor ogen’. Maarten leeft niet volgens regels van de kerk of de gemeenschap; water is zijn geloof. Water is iets positiefs, iets natuurlijks wat losstaat van de problemen van de mens. Het heeft zelfs het vermogen te reinigen wat niet goed is: ‘er is veel modder hier, maar ook veel water om het weer af te wassen’. Het water vormt op deze manier een liminaal vlak, een bepaalde tussenwereld waar andere regels gelden. 

Wouter, altijd in aanraking met zonde, ziet geen uitweg uit het menselijke zwoegen: ‘zal ik naar de dominee gaan, die maar twee dingen voor mij heeft, de hemel, waar weinig kans op is, of de verdoemenis, waar je alleen maar gefolterd wordt, alsof ik hier op aarde niet al geleerd had dat men de pijn wel te boven komt?’ Water kent deze dichotomie niet, aangezien er op zijn schip minder regels zijn, minder oordelende mensen en minder verleidingen. Het is daardoor vrijer, minder definitief. Het water is ook veilig, blijkt wanneer Marie zegt: ‘als wij varen zal God ook hier wel voor ons zorgen’. 

Het water is echter niet uitsluitend positief. Na een verschrikkelijk ongeluk is Marie niet meer met Maarten meegevaren en zijn ze uit elkaar gedreven: ‘hij bracht haar naar huis, zij spraken niet meer. Het water blonk hard als staal.’ Hoewel Maarten levens redt als de Waterman, kan het water uiteindelijk toch niet zijn eigen leven redden. Hij ontpopt zich tot een Jezusfiguur die meer denkt aan de mensheid dan aan zichzelf. Die straf waarop hij zo lang had gewacht, komt uiteindelijk toch, in de vorm van het water. Niet als een overstroming; maar als een stilte. Maarten vraagt zich af wat er gebeurd is tussen hem en Marie en hoe het komt dat ze niks meer tegen elkaar te zeggen hebben. Hij realiseert zich: ‘geen godsdienst was het, geen wereld die hen scheidde, maar iets dat hijzelf niet begreep, hoewel hij het altijd duidelijk had gevoeld; tussen haar en hem zat het element, het water. Hij was ervan, zij niet. Hij kon het haten, hij kon ertegen vechten, maar hij kon er niet van weg, en zij had alleen maar de vrees ervan’. 

In gesprek

Discussieer

Maarten is van mening dat Job ongelijk had ‘toen hij God om verantwoording vroeg. God straft geen onschuldigen, waarom hij het ongeluk zendt kunnen we niet verstaan en het is niet aan ons daarnaar te vragen. We zullen het ook nooit weten want we zijn maar wie wij zijn. Het is menselijk te huilen wanneer je verdriet hebt, maar laten de tranen het niet donker voor je maken zodat je God niet meer ziet’ (p. 101).

Ben je het hiermee eens? En waar ligt de grens tussen het menselijke huilen en het huilen dat God aan je zicht onttrekt, in het boek en in het leven?

Denk

Tegen het einde van de roman zegt oude kennis Gees tegen Rossaart: ‘Ja, wij veranderen allemaal, dit aardse huis waar wij in wonen is niet bestendig. Maar hoe kan dat ook. Denk je dat de bewoner altijd dezelfde blijft? Wat je gelooft, dat ben je. En dan ben ik nog dezelfde, al is er in het geloof wel wat veranderd. Ik lees nog altijd hetzelfde boek, zoals je ziet, en één van tweeën: óf mijn verstand begint het mij te begeven, óf daar staat niet wat er eigenlijk gezegd is. Maar dat doet er ook niet toe, het is niet de stichting waarom ik lees, want het voornaamste weet ik allang en dat geloof ik nog altijd. Ik leef met God in eendracht, dus ben ik niet veranderd. Behalve, zoals ik zeg, het aardse huis, dat wordt bouwvallig’ (p. 115). 

Denk je ook dat je bent wat je gelooft? En hoe kun je uitleggen dat Gees zegt zowel veranderd te zijn als dezelfde te zijn gebleven? 

Overweeg

In de roman zitten water en geloven steeds dicht bij elkaar. Voor Maarten is water zijn geloof. Wat vind je van deze vergelijking tussen het water en geloven? Op welke manieren werkt het water in de roman als het geloof en op welke manieren zijn ze verschillend?

Arthur van Schendel, De waterman. Amsterdam, uitgeverij Astoria, 2018. Prijs 14,99