De boodschap van de rivier

Door Els Meeuse

In De canon van Liter wordt een klassieker of een actueel werk uit de literatuur onder de loep genomen. Eén thema springt eruit. De rubriek omvat een introductie en drie gespreksvragen die geschikt zijn voor gebruik op de leesclub en in het onderwijs.

Al eeuwenlang staat water in religie, kunst en literatuur symbool voor dood en doop. Duizenden jaren geleden zette Charon met zijn bootje overleden mensen over de Styx – als je maar een muntje had om te betalen. De waterdoop duidt, sinds Johannes de Doper bij de Jordaan mensen onderdompelde, vergeving en vernieuwing van het leven aan. De doodsjordaan wordt in sommige christelijke kringen nog altijd gevreesd. 

In 1998 publiceerde schrijver en journalist Hans Maarten van den Brink de novelle Over het water. Oppervlakkig gezien een eenvoudig verhaal over twee jongens die leren roeien. Maar als je doordenkt, ontdek je veel symboliek. Inmiddels is Over het water vertaald in veertien talen en bekroond met meerdere prijzen. Het was Los Angeles Times Book of the Year, werd genomineerd voor diverse prijzen en bekroond met de Euregioprijs. Kortom, een klassieker die iedereen met hart voor de literatuur gelezen zou moeten hebben. 

Het verhaal speelt zich af voor en tijdens de Tweede Wereldoorlog. Anton mist zijn roeimaatje David, die spoorloos verdwenen is. Ook hun coach Schneiderhahn is niet meer op het toneel. De novelle blikt terug op het verleden. Als lezer zie je van dichtbij hoe de jongens tijdens de jaren dertig in twee totaal verschillende milieus opgroeien. Ze leren roeien op de Amstel. Ze ontdekken zichzelf, elkaar en hun roeitalent. Gaandeweg ontstaat er een conflict tussen Anton en het eenvoudige milieu waarin hij is opgegroeid. Hij voelt zich eenzaam, onbegrepen. Maar gelukkig is daar David. Er ligt een prachtige toekomst voor hen open, zo denken ze. Maar de oorlog verandert alles. 

De Griekse filosoof Heraclitus vertelde ons eeuwen geleden al dat je niet twee keer in dezelfde rivier kunt stappen. Alles stroomt, niets blijft hetzelfde. Van den Brink gaat in zijn voetsporen. Over het water zet je aan het denken over geluk en over de onvoorspelbaarheid van onze toekomst. Niet zozeer om ons bang te maken, maar om te genieten van wat ons nu gegeven is. ‘Iedere dag die verstrijkt is onvervangbaar. Dat was de boodschap die de rivier me gaf.’ Anton en David ontdekken hun talent, genieten van het moment. Maar voordat ze het beseffen, glipt het geluk weg.

De twee roeiende jongens zoeken naar evenwicht in de relatie met de ander. Voor veel mensen een herkenbare zoektocht. Een ander vertrouwen kan moeilijk zijn. Hoe meer vertrouwen je geeft, hoe dieper de ander je kan kwetsen, hoe meer je kwijt kunt raken. Een wankele constructie van vertrouwen kan door het minste of geringste verbroken worden. Anton zoomt hierop in als hij beschrijft hoe ze samen kopje onder gingen. ‘Wat ik werkelijk had gevreesd was de verstoring van het evenwicht, de wankele constructie van vertrouwen die er bestond tussen mij en David, het hout en metaal van de boot, het water van de rivier en het oog van de Doktor op de kant.’ Er is sprake van een gestage groei in het verhaal. Anton krijgt steeds meer vertrouwen, in zichzelf en in de ander. In het begin wordt hij gekweld door een grote onzekerheid over zijn eigen kunnen. Hij heeft voortdurend het gevoel dat hij door de mand zal vallen, dat het een vergissing is dat Schneiderhahn in hem een roeitalent vermoedt en hem selecteert voor een zwarte training. De duik in de rivier is in dit opzicht een belangrijk markeringspunt. De ongewilde onderdompeling vormt een rite de passage voor Anton. ‘Het voelde achteraf alsof ik, ongelovig opgegroeid, die middag was gedoopt.’ Maar helaas heeft deze doop niet het laatste woord in het verhaal. 

Over het water speelt zich af op het snijvlak van leven en dood. De rivier een afspiegeling van de grens tussen het hier en nu en het hiernamaals. Over het water is een schets tegen de duistere achtergrond van een oorlog die het gemunt heeft op het uitroeien van het Joodse volk. Toch is het geen sombere roman. Het is een realistische schets van een zoektocht naar fysiek geluk, een verlangen naar vrede, al is het maar de vrede van een klein moment, los van het grote wereldgebeuren. 

De kracht van de novelle is gelegen in dat wat ongezegd blijft. Over het water maakt de oorlog klein, brengt de strijd dichtbij, zonder expliciet te zijn over wat er zich op land- en wereldniveau afspeelt. Het verhaal gaat over het leven van alledag. Tegen het decor van het gitzwarte wereldgebeuren schitteren de sprankjes licht die te vinden zijn in de vriendschap tussen de jongens. We kunnen ons geluk niet vasthouden, maar we kunnen de mooie momenten in ons leven wel koesteren. Mooie momenten die vooral gelegen zijn in de relatie met de ander. Want de ander maakt ons pas echt mens. 

Bespreek aan de hand van onderstaande citaten de volgende vragen:

‘Het voelde achteraf alsof ik, ongelovig opgegroeid, die middag was gedoopt.’

  • Anton en David maken op een zeker moment een duik in de rivier. Voor Anton is deze gebeurtenis een rite de passage, verbonden aan de ontwikkeling in zijn identiteit. Martin Buber schetst in Ik en Gij (1923) hoe wij pas echt mens kunnen worden in relatie tot de ander. Deze gedachte klinkt door in de novelle. Hoe verandert Antons leven door de ‘doop’ in de rivier? Kun je andere momenten bedenken die het belang van de relatie tot de ander laten zien?

‘Iedere dag die verstrijkt is onvervangbaar. Dat was de boodschap die de rivier me gaf.’

  • Alles om ons heen  is voortdurend in beweging en dat heeft consequenties voor hoe we zouden moeten leven. In dit fragment klinkt iets door van de Griekse filosofie. ‘Je kunt niet twee keer in dezelfde rivier stappen.’ Wat is voor jou de gelukkigste manier van leven? Ben je gelukkig als je vertrouwt op een ander en je overgeeft aan mooie momenten? Of is een andere manier van leven veiliger? Waarom denk je dat?

‘Bewegingsloos, omgeven door blauw water, geen schip met een bemanning, maar een sarcofaag. […] Wij keken naar boven, langs de brede gevels naar de lucht die bijna zo blauw was als het water. Misschien ook net zo wiegde. Even wist ik niet meer wat onder was en wat boven.’

  • Over het water is een novelle over geluk. Soms lijkt geluk een illusie, maar soms is het ook bijna tastbaar aanwezig. In dit fragment liggen de jongens in hun boot. Ze ervaren een moment van ongestoord genieten. Hoe wordt geluk hier aan de dood verbonden? Ben je het ermee eens dat ultieme vrede alleen in de dood te vinden is? 

H.M. van den Brink, Over het water, Atlas Contact, Amsterdam 2018, 20e druk, 1e druk 1998,144 blz.