Niet zonder betekenis?
Door Lorna Wijma
In De canon van Liter wordt een klassieker of een actueel werk uit de literatuur onder de loep genomen. Eén thema springt eruit. De rubriek omvat een introductie en drie gespreksvragen die geschikt zijn voor gebruik op de leesclub en in het onderwijs.
‘Er is toverij in het spel.’ Zo wordt de aantrekkingskracht van water beschreven door protagonist Ismaël in Moby Dick, de Amerikaanse klassieker uit 1851, geschreven door Herman Melville en naar het Nederlands vertaald door Emy Giphart. Moby Dick beschrijft de tumultueuze jacht op een gelijknamige walvis onder leiding van kapitein Achab. De walvis heeft voor iedereen een andere betekenis, en zijn witte kleur vormt daarmee een leeg scherm waarop de bemanningsleden hun angsten projecteren. In het boek staat ontzettend veel informatie over walvissen, maar uiteindelijk is het toch onmogelijk voor Ismaël om Moby Dick te definiëren. Hij blijft slechts aan het oppervlak, en de diepte van de zee blijkt niet te doorgronden. Voor Achab is het een wraakzuchtige vaart; hij laat tekenen van een gevaarlijke monomanie zien. Moby Dick zou hier als symbool voor God gelezen kunnen worden. Je kunt God niet zien en zijn identiteit blijft een ondoorgrondelijk mysterie. Het kan gevaarlijk zijn om een antwoord te willen op levensvragen. Dit doet ook denken aan het verhaal over Jona die vlucht naar de zee, maar uiteindelijk opgeslokt wordt door een walvis en pas weer uitgespuugd wordt wanneer hij besluit niet meer te vluchten voor zijn lot. Wat heeft dit alles te maken met de grote aantrekkingskracht van water? Zoals Ismaël het zelf verwoordt: ‘Dit alles is toch stellig niet zonder betekenis’?
Water spiegelt, letterlijk maar ook symbolisch. Ismaël stelt dat ‘bespiegeling en water voor eeuwig onafscheidelijk met elkaar verbonden’ zijn. Het verlangen naar nabijheid tot het water verklaart Ismaël door te verwijzen naar Narcissus: ‘die, omdat hij het kwellende, lieflijke spiegelbeeld dat hij in de vijver zag niet kon grijpen, in het water sprong en verdronk. Maar datzelfde beeld zien wij immers in alle rivieren en zeeën. Het is het beeld van de ongrijpbare levensdroom; en hier ligt de sleutel tot dit alles.’ ‘Dit alles is toch stellig niet zonder betekenis’ is dus niet enkel een vraag over de aantrekking van water. De zoektocht naar de betekenis van het leven wordt belichaamd door de jacht op Moby Dick.
De reis het zelf in begint reeds met de fameuze openingszin: ‘Noem me Ismaël.’ Door zich niet voor te stellen met de vaker voorkomende frasen ‘Mijn naam is’ of ‘Ik heet’ maar met een zin die de lezer actief stelt, vestigt de verteller de aandacht op het narratief. Hij vereenzelvigt niet zijn identiteit met de naam Ismaël, maar spoort de lezer aan hem bij deze naam te noemen. Dit roept een vergelijking op met het bijbelverhaal over Ismaël, en zet de protagonist neer als een buitenstaander. Ismaël is in de Bijbel de oudste zoon van Abraham, die weggestuurd wordt om Izak, late biologische zoon van Sara, de ruimte te geven.
Er zijn meer bijbelse namen waarnaar verwezen wordt in de roman; het schip Rachel dat weent om haar vermiste kinderen, en de verteller die net als de boodschapper bij Job alleen ‘ontkomen’ is om ons het verhaal te vertellen.
Over Rachel wordt in Jeremia 31,15 poëtisch gezegd dat ze ‘weent om haar zonen: zij heeft geweigerd zich te laten troosten over haar zonen, omdat zij er niet meer zijn.’ Rachels beide zonen leven nog wanneer zij sterft in het kraambed, maar hun nakomelingen bevonden zich in ballingschap of erger ten tijde van haar wenen. Rachel kan daarom gelezen worden als de moeder die huilt om een verloren volk. In Moby Dick is de kapitein van schip Rachel op zoek naar zijn verloren zoon. De zoon is in aanraking gekomen met de walvis; of symbolisch gezien, met zijn lot. De personages in Moby Dick zijn op hun eigen manier allemaal verloren in hun zoektocht naar de betekenis van het leven, en na de ontmoeting met de walvis kunnen ze, net als Jona, niet meer ontsnappen aan hun lot.
Ook het verhaal van Job gaat over de onontkoombaarheid van het lot. Hoofdpersonage Ismaël heeft net als Job veel ellende meegemaakt en is als enige ‘ontkomen’. Het einde van Jobs verhaal brengt toch ook hoop dat er weer goede dingen kunnen gebeuren. De acceptatie dat het lot buiten je handen ligt, voelt als een geruststelling. Een dergelijke hoopvolle boodschap kan ook in het einde van Moby Dick gelezen worden; Ismaël deelt de goede en slechte kanten van zijn reis met de lezers, die hierdoor zien dat ze niet alleen zijn in hun zoektocht. De (bijbelse) namen van de personages ontsluiten diepere lagen van betekenis. Zo heet het schip van kapitein Achab de Pequod, vernoemd naar de stam inheemse Amerikanen die uitgeroeid zijn in de koloniale Pequot oorlog van 1634 tot 1638. Op het schip lijkt het er aanvankelijk op dat alle bemanningsleden vredig samenwerken en gelijk behandeld worden. Er is echter sprake van veel racisme; zo moeten de bemanningsleden met een donkere huidskleur het vuilste werk doen. Ismaël is aanvankelijk bang van zijn bedgenoot Queequeg, maar al snel observeert hij dat hij ‘evengoed een menselijk wezen’ is, en dat je beter kunt ‘slapen met een nuchtere kannibaal dan met een dronken christen.’ Uiteindelijk is het Queequeg die Ismaëls leven redt – en wel op een heel bijzondere manier.
Het projecteren van de eigen zoektocht is iets wat alle personages delen; en wellicht iets wat alle mensen delen. Dit wordt ook duidelijk in het hoofdstuk over de dubloen, waarin Pip zijn werkwoordvervoegingen oefent: ‘Ik kijk, jij kijkt, hij kijkt; wij kijken, gij kijkt, zij kijken.’ Alle leden van de bemanning kijken naar de dubloen en allen zien zij wat anders. ‘En ik, jij en hij; wij, gij en zij, zijn allemaal vleermuizen; en ik ben een kraai, vooral als ik boven op die dennenboom hier sta,’ gaat Pip verder. Deze gedachten geven aan dat het allemaal een kwestie is van interpretatie; één enkele waarheid bestaat niet. De kennis van alle personages is begrensd. Queequeg’s kennis wordt eerst belachelijk gemaakt, zoals wanneer hij ervan overtuigd is dat hij zal sterven. Dit blijkt echter toch uit te komen; en het is zijn doodskist met ingegraveerde kennis die uiteindelijk het leven van Ismaël redt. Ook dit is een reflectie; maar dan een van paradoxen: leven en dood. Het leven en het lot zijn niet voorspelbaar, maar soms gebeurt er onverwachts iets goeds, zoals een doodskist die een leven redt. Dit is ook de reden dat Ismaël zijn verhaal kon delen. We zijn allemaal op reis. Het is fijn als we dat niet alleen hoeven te doen:
‘Het was de dolend kruisende Rachel die, opnieuw teruggekeerd op zoek naar haar vermiste kinderen, slechts een nieuwe wees vond.’
In gesprek
Discussieer
Wat denk je dat de walvis Moby Dick voor ieder personage betekent? En waar staat Moby Dick voor jou voor?
Denk
Achab wil wraak nemen op Moby Dick; voor hem is het een monomanie:
‘Het pad naar mijn vaste doel is gelegd met ijzeren rails, waarop mijn ziel gegroefd wordt om te rennen.’
Vind je dat Achab gerechtvaardigd was om wraak te nemen of dat hij zijn einde heeft verdiend? Zou dit anders zijn geweest als Moby Dick een persoon was in plaats van een walvis?
Overweeg
Een belangrijk thema in Moby Dick is de begrensdheid van kennis. De reis over het water symboliseert de zoektocht naar de betekenis van het leven: ‘Hier ligt de sleutel tot dit alles.’
In het water ligt de sleutel, maar dit kan ook gevaarlijk zijn. De personages willen Moby Dick vinden, maar dit ligt niet binnen hun macht. Is het beter om levensvragen over te laten aan het lot of hebben we het recht om actief naar de antwoorden op zoek te gaan?