• door Jetty Huisman, Leendert van der Sluijs, Joost Jungsik Vormeer en Reinout Wibier •
Redacteuren van Liter lezen het recent verschenen debuut Wie ik ben van Levi Jacobs gretig |
Laten we erover praten
Op een van de eerste bladzijden van de roman Wie ik ben kondigt de verteller aan dat hij het zwijgen gaat verbreken. En hoe. Vanaf die eerste pagina’s gaat het in een wervelende vaart. Je wordt als lezer opgetild en meegevoerd tot het verhaal je na de laatste bladzij weer loslaat en je naar adem hapt. Dat verhaal: een feitenrelaas, staccato verteld, met uitweidingen, flashbacks en terzijdes, springend van alinea naar alinea en dat alles met een enorme stuwende kracht. De setting: vader en zoon bezoeken samen het Fringe Festival in Edinburgh. Met een reden.
Dat de schrijver zijn kunst verstaat, blijkt uit de manier waarop hij zijn ongekend openhartige ‘autobiografische krabbels’ structureert. Hij lardeert ze met rake, suggestieve beelden of symbolische beschrijvingen, precies op de juiste plek. ‘Dat plein dat we altijd passeerden en waar onze kinderen al bijna op de klimrekken speelden’ over een relatie die voorbij is. Er komt een nummer van Childish Gambino langs. Of deze typering, van een juf op de antroposofische school: ‘Ze gaf geen hand, ze reikte een stuk van zichzelf aan, slap, hangend.’ Helemaal trefzeker is het dialoogje als ze hun bestelling opgeven bij een Schotse serveerster in een café. Zo vader, zo zoon:
‘‘Coffee.’
De man van weinig woorden.
‘Same for me.’’
Het is bovendien tekenend hoe verschillend beide ouders worden aangesproken: ‘mama’ of ‘moes’ tegenover ‘pa’ of ‘mijn vader’. En overal duiken verwijzingen op: naar Oedipus, naar Abraham die Isaak moet offeren, er is een vriendin die een ‘daddy’ wil: it’s all in the family en eindelijk wordt er niet langer gezwegen.
Jetty
*
Overgave
Wie ik ben van Levi Jacobs wordt door de uitgeverij aangeprezen als een autobiografische roman. Ik vroeg mij af of het daarmee onder de nieuwere noemer ‘autofictie’ valt. Wat is het verschil? Een kritisch argument tegen autofictie is dat het genre navelstaarderig zou zijn. Daar ben ik het niet helemaal mee eens, want als je over jezelf schrijft gaat het automatisch over relaties met anderen. Het dwingt zowel de schrijver als de lezer tot nadenken over de positionering van de ander in het verhaal. In het boek van Levi Jacobs is die ander vooral de vader van de hoofdpersoon, maar volgens mij ook zijn (ex-)vriendinnen.
In een gesprek over autofictie in De Balie wortelt Bregje Hofstede, schrijver van de roman Oersoep, het genre in een religieuze traditie. Een ‘ik’ verhoudt zich volgens haar tot iets immens, waarover, dat is mijn invulling, dit ‘ik’ niet anders kan dan schrijven. Hofstede noemt de mystica Hadewijch, die haar ervaring van het goddelijke en de liefde achter de dingen onder woorden bracht. En Juliana van Norwich, over wie Gerda van de Haar in Liter 114 een mooi essay schreef.
Ik lees de titel Wie ik ben niet alleen als het begin van een zelfonderzoek. Voor mij zit er ook een gevoel van overgave in die woorden. Hier ben ik. Het begin van een belijdenis. Fysieke overgave wordt al mooi beschreven in de eerste hoofdstukken, als de hoofdpersoon samensmelt met een vrouw. Een verlangen naar eenwording dat zich uit door elkaars lichaamsvloeistoffen te delen. Ik vermoed dat ik meer vormen van overgave zal tegenkomen als ik verder lees. Ook het gesprek met de Duitse Jehova’s getuige vond ik mooi. Zijn opvatting dat niet de moord op Abel de zonde is, maar de leugen, de cover-up van de misdaad. De smoezeligheid van het verbergen. Uit schaamte, een gevoel dat zo ver verwijderd is van overgave.
Joost
*
Een essayistische roman
Waar eindigt het essay en begint de roman? Waar begint de autobiografie de fictie te overwoekeren zodat het geen fictie meer is? Uitgeverij Atlas Contact is er ook niet helemaal uitgekomen. De uitnodiging voor de boekpresentatie was afkomstig van ‘PR non-fictie – Atlas Contact’. Op de titelpagina prijkt het epitheton ‘Roman’. Het lijkt met elkaar in tegenspraak, maar is dat volgens mij niet.
Levi Jacobs vertrouwde mij eens toe dat hij meer met essays wilde doen, zich op dat genre een beetje onzeker voelde. Hij vroeg of ik eens mee wilde lezen, wat er tot nu toe nog niet van is gekomen. Ik denk dat Levi met Wie ik ben een tamelijk perfect essay heeft geschreven. Wanneer Jezus Pilatus tijdens zijn erbarmelijke strafproces voorhoudt in de wereld gekomen te zijn om van de waarheid te getuigen verzucht Pontius Pilatus: ‘Wat is waarheid?’ Het is misschien wel de centrale vraag van deze tijd en Levi heeft geprobeerd daar een antwoord op te vinden. Ik heb zijn essayistische roman ademloos uitgelezen. De Waarheid heb ik er niet in gevonden, maar wel een glanzend stukje op het lange pad daar naartoe.
Reinout
*
Wie ik ben?
Het begin van een sterke roman is altijd een contractuele overeenkomst tussen schrijver en lezer. Er is bijvoorbeeld een uitnodiging tot een doolhof. Of tot een dans. Het enigszins filosofische openingscontract van het debuut van Levi Jacobs is er een waarbij je, zoals bij elk contract, ook op de kleine woorden moet letten, op woordjes als ‘niet’ en ‘noch’. De eerste zinnen luiden zo: ‘Het is niet de stilte van vroeger, de stilte waarin hij boeken las […]. Of de stilte waarin we schaakten […]. Noch is het de zwijgzaamheid waarmee we boodschappen deden […].’
Er is een uitnodiging tot luisteren naar een bepaalde stilte tussen een zoon en zijn vader. De stilte tussen hen is namelijk ‘niet meer dezelfde’. Sinds de zoon een eigen leven heeft, is er een wederzijds recht tot zwijgen. Toch is het juist de zoon die recht van spreken heeft. ‘Ik adem diep in, sta op het punt het zwijgen te doorbreken.’ We worden vervolgens getuige van een biecht. We worden uitgenodigd mee te luisteren. Ook in stilte. Hoe is de stilte van de biecht? Hij die spreekt geeft woorden aan het onzegbare. Hoeveel woorden er ook gebruikt worden, wat niet gezegd wordt, niet gezegd kán worden, is altijd meer.
Levi Jacobs heeft met de keuze van dit openingscontract voor geen beter kunnen kiezen. Immers, gaat de roman, getuige de titel Wie ik ben, geheel over een ‘ik’, het is de taal zelf die struikelblok is voor elke poging tot beschrijving van dit ‘ik’. Woorden kunnen niet anders dan na elkaar komen, terwijl onze ervaringen tegelijk en door elkaar heen lopen. Amos Oz schrijft wat dit betreft: ‘De auteur probeert zich daarom te bevrijden van de handboeien van de taal en met woorden iets te creëren waarvan de woorden geen deel uitmaken.’ Dit ‘iets’ gebeurt bij Jacobs in een nieuwe stilte. In alles wat hij schrijft, opbiecht, gaat het om iets wat zich (opnieuw) niet zeggen laat. Dit nodigt de lezer continu uit met andere ogen te lezen, met ogen die mogen mee-lezen. Elke zin wordt daardoor een andere zin. Zelfs elk woord verschiet van kleur. Soms donkerder, soms lichter. Het is de ik-verteller die te biecht gaat, en daarmee recht van spreken heeft, om de lezer meer en meer in stilte te hullen, in de stilte van eigen leven. Dat maakt deze roman oneindig fascinerend. Na de laatste bladzijde is er die nieuwe stilte.
Leendert
• Levi Jacobs, Wie ik ben. Atlas Contact 2025, 208 blz., € 22,99 | Levi Jacobs is hoofdredacteur van Liter