door Piet van Die

Over Christophe Vekeman, Tot God   |

 

In het boek De literaire apologie laat literatuurwetenschapper Hans van Stralen zien dat de meest in het oog springende verdedigers van het christendom in onze tijd niet de theologen zijn, maar schrijvers. Hij bespreekt er een aantal. Wel, daar kan er nu een bij: Christophe Vekeman. Diens Tot God is met recht een apologie voor het christelijk geloof.
Het boek is een wonderlijk mozaïek. Het omvat gedichten, dagboekfragmenten, brieven, dromen, denkbeeldige preken en essays. Je moet er even inkomen om de rode draad te ontdekken die je door dit labyrint van stijlen heen kan leiden. Die rode draad is de zoektocht naar de waarheid van de christelijke boodschap over de herrezen Christus.

Waarheid – een groot woord, maar Vekeman gaat ervoor en hij zal het ook uitleggen. Aanvankelijk stond schaamte in de weg: schaamte voor de religieuze ervaring waar alles mee begon. Die ervaring overkwam hem tijdens een bezoek aan het graf van C.S. Lewis in Oxford. De grote schrijver en apologeet (!) ligt begraven in Holy Trinity Church. In deze kerk ‘gebeurde’ het. Vekeman zal het woord ‘gebeuren’ met het woord ‘luisteren’ in deze passage vele malen gebruiken. Maar wát er gebeurde en wát hij hoorde, laat zich slechts stamelend zeggen: ‘Laat mij het zo formuleren: niet hoorde ik een stem, maar wel ontwaarde ik op niet mis te verstane wijze woorden […].’
Het blijkt een diepingrijpende gebeurtenis. Maar aanvankelijk schaamde Vekeman zich er dus voor. Hij is bang dat hij niet serieus genomen zal worden. Hij vertelt het niet aan Piet (koosnaam voor zijn vrouw), niet aan vriend Peter en ook niet aan Pedro, een kennis die hij op straat tegenkomt en die ziet dat Vekeman is veranderd. Piet-Peter-Pedro: het lijkt allemaal te veel op de apostel Petrus om toevallig te zijn. Ze vormen gedrieën de spiegel van Vekemans drievoudige verloochening van de bijzondere ervaring in Oxford.

Maar dan komt Johnny Cash het boek in. De countrylegende trekt Vekeman over de streep van de schaamte. ‘Cash bad tot God, maar vocht met de duivel,’ schrijft de auteur. Het is die combinatie van heilige en zondaar die Vekeman boeit. Liedjes van de countryzanger, zoals Were You There (When They Crucified My Lord), bieden hem hoop en troost en steun in het zoeken naar waarheid. Hij onderzoekt de zekerheid van Cash en maakt haar tot de zijne.
Op dat punt in het boek ontwaakt de gelovige in Vekeman ten volle en wordt hij zonder vrees een pleitbezorger van het christelijk geloof. Met name de boodschap van kruis en opstanding weet hij met verve te onderbouwen. De godverlatenheid van Jezus aan het kruis brengt hem tot de bekentenis tegenover zijn vrouw: ‘Ik denk dat het christendom de waarheid zegt.’ Ook de historiciteit van de opstanding blijkt geen twijfelpunt meer. Nee, het is geen poëzie of metafoor; het is echt gebeurd. Alles wijst erop.

Serieuze betogen worden door Vekeman afgewisseld met denkbeeldige preken die in toon doen denken aan de verstrengeling van ironie en ernst bij Gerard Reve, de grootste literaire apologeet in ons taalgebied. Zelfs reviaans aandoende pornografische en aan blasfemie grenzende elementen ontbreken in deze preken niet. De gevoelige lezer zij gewaarschuwd.
De zoektocht naar waarheid blijkt ondertussen ook gepaard te gaan met een zekere waanzin. Wonderlijk genoeg komt dat pas in de tweede helft van het boek aan de orde. Daar raakte ik Vekeman weleens kwijt. De beschrijving van de verstandsverbijstering waarmee zijn bekering gepaard gaat, is af en toe moeilijk te volgen. Het loopt alles uit op een bezoek aan Patmos. Dat is zoals bekend het eiland waar de apostel Johannes zijn Openbaring schreef – misschien ook wel een aan waanzin grenzend geschrift. Op Patmos zal Vekeman schrijven: ‘Ik ben thuis nu in de waanzin waarin God zich openbaart. Ik ben in waanzin geborgen.’

Maar de waanzin blijkt wel hand in hand te gaan met een indrukwekkende kennis van de Bijbel, van de rol van religie in de popmuziek én van het werk van gerenommeerde theologen zoals Tom Wright en Tim Keller. Anders gezegd: hij weet de zaak van het christendom met een overvloed aan argumenten te verdedigen.
Nu las ik dit boek misschien met een bepaalde bril op. Ik ben zelf theoloog met liefde voor geloofzoekende schrijvers én groot liefhebber van het werk van Johnny Cash (ik organiseerde jarenlang Johnny Cash-kerkdiensten). Ik ervoer bij het lezen van dit boek dan ook een hoog zo-is-het-en-niet-anders-gehalte. Vekeman weet voor het forum van een seculiere cultuur het christelijk geloof met grote openheid over zijn schaamte, waanzin én diepgewortelde overtuiging een podium te geven. Dat hij me af en toe verloor vanwege de gekte en over elkaar heen buitelende stijlen en fragmenten, zij hem vergeven: ze weerspiegelen de chaos waarmee een bekering gepaard kan gaan. Hoe dan ook, we zijn een literaire apologeet rijker.

 

 

Christophe Vekeman, Tot God, De Arbeiderspers 2024, 278 blz., € 24,99