door Leendert van der Sluijs

Over Het gebed van Jonathan Simmers van Martijn Couwenhoven |

Ze zijn er, romans die zich onmogelijk laten recenseren. Elk woord erover geschreven zou afbreuk kunnen doen aan wat ze te bieden hebben. Het debuut van Martijn Couwenhoven is er zo een. Het gebed van Jonathan Simmers kan eigenlijk niet zomaar op tafel worden gelegd of op een nachtkastje voor het slapen gaan. Het beste lijkt mij een fluwelen kussentje. Kies voor het oppakken een stil moment. U mag even bladeren, maar niet lang. De roman vraagt erom gelezen te worden vanaf precies de eerste – kom, laat ik het woord gebruiken – volmaakte zin. Die zin wil ik citeren, maar bladerend gaf het boek prijs dat het in drieën is gedeeld. Inmiddels heb ik de roman in zijn geheel gelezen en mij trof het begin van het laatste hoofdstuk, omdat het een begin is als een openbaring.
Jonathan Simmers is kunstschilder, hij is veertig jaar, treurt om zijn tien jaar geleden overleden moeder, en hij herinnert zich haar moestuin. En nu zijn we bij de eerste zin van het laatste hoofdstuk:

‘Voor me op de keukentafel liggen drie doeken van dertig bij veertig centimeter, de moestuin zoals hij is, de moestuin bedekt met karton en mulch, de moestuin na het verteren van het karton en de mulchlaag, alle drie opgezet in drie, vier tinten, ik heb altijd moeite met groen in mijn werk, zo kwam het idee van het witte karton en de bruine mulch om het overwoekerende groen weg te schilderen, in het derde schilderij is de moestuin donkergrijs, richting het donkere van natte aarde, met hier en daar korte groene sprietjes, de eerste tekenen van vruchtbare grond.’

Drie doeken dus. Van moeders moestuin. Mijn verlichtingsmoment was dit: de doeken zijn geschilderd bij de drie delen. Er is die moestuin, er wordt onkruid bestreden (vandaar het karton, de mulchlaag), en er is ten slotte het begin van een vruchtbare aarde. Ook als u het niet wist, had u het kunnen raden: niet alleen Jonathan Simmers is kunstenaar, de auteur is het ook. Hij schrijft niet alleen, hij schildert, schept. Of, hij schildert en schept terwijl hij schrijft. En dat doet hij meesterlijk. Zie de moestuin voor u zoals die is, in deel een in gedachten voorgeschilderd, en lees in dit deel dit: ‘Sinds ik me naar boven richt met vragen ontstaan dit soort gedachten. De hemel een humusrijke moestuin, een vruchtbaar schimmenrijk, mijn moeder zal er blij zijn.’

In Het gebed van Jonathan Simmers gaat het om een moeder, en evenzeer om een (afwezige) vader, maar meer nog om een halfzusje, Lieke heet ze, ze is vijftien jaar. Zo jong als ze is, voelt ze zich vervreemd van alles en iedereen, van de wereld zoals die geworden is, ver-worden, en Jonathan wil haar helpen, redden. Daarvoor ‘schuwt hij zelfs het gebed niet’ – en hij stelt vragen aan zijn moeder, spontaan, in de hoop dat het helpt, dat het hem helpt, dat hij Lieke kan helpen. Wat denkt u, kan dit bidden van hem worden verhoord? Ik ga u geen antwoorden verklappen, maar ze zijn er, in deze roman. Zelfs het woord ‘antwoorden’ staat erin. Geen gemakkelijke antwoorden zijn het. De auteur weet waarover hij schrijft, in alle toonaarden – muziek en filosofie spelen een belangrijke rol – en alle kleuren in meanderende zinnen staan tot zijn beschikking, hoewel hij dus moeite heeft met de kleur groen, zie het citaat hierboven – maar toch is er groen, hier en daar, als opschietende sprietjes zo nieuw.

In de roman is er afwisselend spel. Er wordt bijvoorbeeld getennist. Vooral valt op dat de auteur zowel een goede backhand heeft als een trefzekere forehand. Er zijn niet alleen terugtronende flashbacks, meer dan eens is er sprake van eigenzinnige foreshadowing (door een bijzinnetje als ‘maar dat is pas later’ na een uitvoerige passage). Wat vooral fascineert, is dat Martijn Couwenhoven strak omlijnde personages creëert, terwijl hij ermee rekent dat we volgens een geciteerde Rilke ‘de omtrek van onze gevoelens’ niet kennen. De eerste zin van de roman  is daarvan een prachtig voorbeeld:

‘Tussen de stroom mensen het station in en uit staat één iemand stil, recht onder de stationsklok, in zijn ene hand draagt hij een plastic tas waarin de urn moet zitten, zijn andere hand steekt hij naar me op, alsof hij er niet zeker van is dat ik hem na tien jaar nog herken, want ik zie hem voor het eerst zonder baard, maar de man met de gekromde rug, de onrustige oogopslag, de grijze Franse pet, de bruine leren jas, de vale spijkerbroek en de sportgympen waarvan de zolen naar de binnenkant van zijn voeten zijn afgesleten, is onmiskenbaar mijn vader.’

Mijn gebed is dat de auteur nog vele romans in zijn moestuin zal kweken.

 

 

Martijn Couwenhoven, Het gebed van Jonathan Simmers, uitgeverij Thomas Rap 2023, 187 blz., € 22,99. Deze recensie verscheen in Liter 113. Leendert van der Sluijs is redacteur.