door Reinout Wibier

De canon van Liter is een rubriek waarin een klassieker of een actueel werk uit de literatuur onder de loep wordt genomen. Eén thema springt eruit. De rubriek omvat een introductie en drie gespreksvragen die geschikt zijn voor gebruik op de leesclub en in het onderwijs.

‘Alle romans van Grunberg, maar vooral die vanaf De asielzoeker uit 2003, draaien om de ander. Ze gaan over de vraag hoe we met elkaar moeten leven (…). De asielzoeker [lijkt] een scharnierpunt in het oeuvre (…).’
– Yra van Dijk

 

Ongeveer halverwege De asielzoeker begaf mijn e-reader het, vermoedelijk uit protest tegen het boek. De wereld waarin De asielzoeker zich afspeelt is cynisch, zwart en hopeloos. In christelijke termen is het zo ongeveer hoe de hel eruit moet zien: een plaats waar men er goed aan doet ook het laatste beetje hoop te laten varen: ‘Jarenlang heeft hij geprobeerd zichzelf gelukkig te maken, maar dat was een doodlopende weg. Wie zichzelf gelukkig probeert te maken komt op een verroest zijspoor terecht, het nastreven van eigen geluk komt neer op het binnendringen van de hel.’
Beck is schrijver. Ex-schrijver, want hij heeft zich inmiddels neergelegd bij een kantoorbaan: het vertalen van gebruiksaanwijzingen en heeft besloten nooit meer te willen schrijven. De sfeer op het kantoor is net zo deprimerend als de rest van Becks leven: ‘Soms zegt een vertaler: ‘Ik ben jarig, er staat taart in de keuken.’ Tussen twee gebruiksaanwijzingen door gaat Beck dan naar de kleine keuken, snijdt een stuk taart af, ook als hij daar eigenlijk geen trek in heeft, en feliciteert de jarige vervolgens hartelijk. Bijna altijd neemt hij de moeite nog een paar persoonlijke vragen te stellen die niemand kunnen kwetsen. En als hij zelf jarig is, verklaart hij: ‘Ik ben jarig, ik heb taart in de keuken gezet.’’
Beck woont met zijn vrouw in een appartement zonder airconditioning. Iedere zomer neemt Beck zich voor airconditioning aan te schaffen, maar ieder jaar gaat de hittegolf airconditionloos weer voorbij. Op een dag kondigt Becks vrouw aan dat ze wil trouwen, maar niet met hem. Na haar aankondiging voeren Beck en zijn vrouw de volgende dialoog.

‘Met wie?’
‘Doet dat ertoe?’
‘Ja, dat lijkt me wel ja. Dat doet ertoe, als je gaat trouwen.’
‘Ik dacht dat je me met iedereen wilde delen.’
‘Delen is niet trouwen. Om precies te zijn, delen is iets heel anders dan trouwen. Je trouwt niet iedere dag en jij bent nog nooit getrouwd. Je had er zelfs van alles op tegen als ik het me goed herinner. Ondanks een enkele bevlieging, maar goed, bevliegingen hebben we allemaal weleens. Ik ben dus erg benieuwd met wie je gaat trouwen, ja, erg benieuwd.’

Uit het vervolg van het gesprek blijkt dat Becks vrouw wil trouwen met een asielzoeker. Een Algerijn. Becks vrouw (met wie hij nooit getrouwd is, strikt genomen is het zijn vriendin) wil trouwen met een Algerijnse asielzoeker.

 

‘Ik ontmasker zelfbedrog, mijn eigen en dat van anderen, dat noem ik een ambitie’

 

De repetitieve stijl is een kenmerk van Grunbergs werk. Net als de absurdistische dialogen dragen ze bij aan het drammerige van Beck. De rol van zijn gesprekspartner is vaak niet groter dan het faciliteren van Becks monologen. Monologen waarin stevige standpunten worden ingenomen over hoe de wereld volgens Beck in elkaar steekt. Een wereld waarvoor de term nihilisme eigenlijk nog te zwak is. Beck stelt zich op als een ongeïnteresseerde toeschouwer. Iemand die niet deelneemt, maar uitsluitend observeert en daarbij alles wat op zijn pad komt gelaten ondergaat.

‘Beck had zich buiten de mensen geplaatst, buiten alle mensen, niet omdat het één uit het ander volgde, want als het leven de moeite waard is om te leven is het ook de moeite waard om ervoor te doden. Hij was bereid te doden, maar niet omdat hij ergens in geloofde – zonder overtuiging, zonder ideaal en daarom zonder excuus. Hij had preventief gedood met zijn woorden, verjaagd met zijn opmerkingen, zijn blikken en stiltes hadden ervoor gezorgd dat zelfs de meest loyale vriend niet naar hem wilde terugkeren. Ja, dat moest het zijn, daarom was het zo stil en uitgestorven in zijn wereld.’

Aan het begin van de handeling wordt duidelijk dat Becks vrouw ongeneeslijk ziek is. Ze wonen in Göttingen, in het warme appartement zonder airco. Beck gaat naar het vertaalbureau en verzorgt zijn vrouw met vruchtensap. Brengt haar naar haar doktersafspraken. Wacht geduldig in de wachtkamer.
Tijdens de huwelijksnacht, Becks vrouw is inmiddels met de asielzoeker getrouwd, belandt Beck op een stretcher onder de kapstok, terwijl de asielzoeker met zijn vrouw in bed ligt. Al snel raakt het verhaal in Göttingen verweven met lange flashbacks uit het vorige leven van Beck toen hij nog in Eilat woonde waar zijn vrouw onderzoek verrichtte naar dieren in de woestijn. En af en toe een verschoppeling mee naar huis nam met wie zij dan het bed deelde. Want Beck raakt zijn vrouw al jaren niet meer aan. Ook dat deel van het leven heeft hij afgezworen. Althans, in het heden van Göttingen. In Eilat sliep hij weliswaar ook niet met zijn eigen vrouw, maar bezocht hij op zijn dagenlange zwerftochten door de stad regelmatig een bordeel. In dat bordeel voert hij lange gesprekken met de uitbaatster, zijn Georgische vriendin, en slaapt hij met een prostituee die hij ten diepste veracht. In Eilat heeft Beck, anders dan in Göttingen, nog wel ambities. ‘Ik ontmasker zelfbedrog, mijn eigen en dat van anderen, dat noem ik ook een ambitie,’ zegt hij tegen zijn vrouw.

Wie De asielzoeker leest, moet over een sterk gemoed beschikken om niet zelf verdrietig te worden of zelfs gedeprimeerd te raken. Het boek kent humoristische passages, maar binnen het geheel krijgen zelfs die een macabere ondertoon. Wie zich onderdompelt in De asielzoeker, kan zelfs om die lollige passages alleen nog maar met spreekwoordelijke kiespijn lachen. In die zin doet het werk van Grunberg sterk denken aan dat van die andere ontmaskeraar, John Coetzee, winnaar van de Nobelprijs voor de literatuur van 2003. Grunberg moest zich met een kleinere prijs tevredenstellen: De asielzoeker werd in 2004 bekroond met de AKO Literatuurprijs.

 

*

Discussieer

Is de titel goed gekozen? Zijn er alternatieve titels voor het boek te bedenken? Welke rol vervult de asielzoeker in het boek?

Denk

Hoe verhoudt het wereldbeeld van Beck zich tot dat van zijn vrouw? Is het mogelijk Beck en zijn vrouw te beschrijven in termen van goed en kwaad?

Overweeg

Gelooft Beck ergens in? Is er verschil tussen de periode vóór en na het verblijf in Eilat?

 

 

Arnon Grunberg, De asielzoeker, Nijgh & Van Ditmar, Amsterdam 2003, 352 blz.