Door Edwin Fagel

En ik ontmoette haar 
in een bescheiden en zeer oude trein 

Ik zong 15 seconden lang een hoge es
at een halve kg ongedesemd brood ik
stak mijn tong uit om haar
lichaam te 
ontvangen

Een inktvlek, een beschaduwde boomtop
een lichaam, haar lichte lichaam 
met welke naam dan ook  
van mij gescheiden

Ze zei het geloof is niets 
anders dan taal

Mijn adem in mijn borst, al deze 
nietsheid zei ik lachend en ik 
liet haar proeven
dit brood is oud

De wind woei om de wagon
toen ze een hapje van me aan-
nam ze keek me aan en slikte 

Ik vraag mijn leiding aan Adonai, ik ben, 
de God van Abraham, Isaak en Jacob 
door middel van het gebed en het 
reciteren van Psalm 139

Er viel een stilte, ik zat naast haar en
ze veegde zevenmaal een lok uit haar gezicht
ze trok zevenmaal haar trui recht en ik
bracht uit-

eindelijk mijn lippen naar haar lippen
eindelijk zei ik 
is er geen einde

Eindelijk 

zag ik 
de lach op haar gezicht
besterven

We naderden het station

Haar hand ging in mijn handpalm 
naar mijn mond ik nam

een hap uit haar handpalm en ik dronk
en ik dronk en ik dronk
en bleef dat doen