Bespreking door Els Meeuse
Stilte is niet alleen te horen – de opmerkelijke afwezigheid van geluid, maar stilte is ook te zien. Ik herinner me dat ik vroeger als kind voor het raam op mijn slaapkamer urenlang naar de stilte buiten kon kijken, wanneer op een winteravond grote sneeuwvlokken neerdwarrelden en het leven tot stilstand kwam. Iets soortgelijks schetst Verbogt in zijn nieuwe roman Als je de stilte ziet. Het is kerstochtend en de hoofdpersoon staat samen met zijn pleegbroer Sander voor het raam naar buiten te kijken: ‘De sneeuw glanst in de vroege ochtendzon. “Het is zo stil dat je de stilte kunt zien,” zeg ik.’ Sander lijkt hiermee in te stemmen, hem te begrijpen, de stilte ook in zijn hoofd te voelen. Maar als de ik-persoon doorpraat, gaat het mis. ‘Ik ga naast hem staan, leg mijn arm om zijn schouders, denk aan de puntige schouders van zijn vader, en zeg: “Je moet je afvragen wat je ziet als je de stilte ziet.”’ Sander herkent de fascinatie voor stilte, maar slaat nu dicht. Hij wil er niet over praten. Pas heel veel later wordt duidelijk waarom Sander zich op dit moment van zijn pleegbroer afkeert. ‘Hij [Sander] had een andere stilte in zijn hoofd, hij hoorde daar zijn woede in, maar toch was het stil, dat moest.’ Deze woedende stilte verwoest veel in het leven van de ik-persoon, die een band probeert te krijgen met Sander.
Thomas Verbogt was nog niet klaar met het thema stilte. In zijn roman Perfecte stilte (2011) treffen we een documentairemaker aan die nadenkt over het verleden en wat daarin mis is gegaan. Ook in Als je de stilte ziet is de hoofdpersoon voortdurend in gesprek met zijn jeugd. De herinneringen draaien om zijn pleegbroer Sander, vriendin Martha en zus Marleen. Hij is het contact met hen kwijtgeraakt, maar hoe komt dat? Hij mijmert regelmatig over wie hij is in relaties. Vluchtig, ongebonden – zo wil hij ook zijn. Maar waarom eigenlijk?
In de loop van het verhaal blijkt dat pleegbroer Sander een grote stempel op zijn leven heeft gedrukt. De vader van Sander mishandelde zijn vrouw en zoon, als gevolg van zijn ervaringen in een jappenkamp. Dat liep op den duur zo uit de hand, dat Sander in een ander gezin opgenomen moest worden: het gezin van de hoofdpersoon van het verhaal. Sanders moeder emigreerde. De beide jongens kunnen voor het oog van anderen redelijk met elkaar opschieten. Ze delen bijvoorbeeld hun fascinatie voor Bach en Dylan. Toch staat er iets hemelsgroot tussen hen in. Pas aan het eind van het boek wordt duidelijk wat dit is. Iets wat je als lezer totaal niet verwacht en ongeloofwaardig overkomt. Dat is jammer, want de rest van de verhaallijn zit wel goed in elkaar.
Sander beïnvloedt het leven van de dromerige en gevoelige hoofdpersoon ingrijpend. Aan het einde van hun middelbare schooltijd raken de jongens elkaar kwijt. Sander gaat in Groningen studeren en verlaat het huis. Vlak daarvoor al geeft Sander aan dat de band die er tussen hen was wat hem betreft voorbij is. Een klap die de ik-persoon niet zomaar kan verwerken. Daarnaast hakt de afwijzing van Martha er flink in. Als hij twintig wordt, schrijft hij haar een brief waarin hij aangeeft dat hij zijn verjaardag met haar wil vieren en dat hij zeker weet dat ze bij zijn toekomstige leven hoort. Na het versturen van deze uitnodiging wacht hij de avond van zijn verjaardag lange tijd op haar, maar ze komt niet. Pas decennia later ontdekt hij de reden van haar afwezigheid, als hij haar weer ontmoet. Maar de impact van haar afwezigheid kan dan niet meer ongedaan worden gemaakt. Hij heeft zich jarenlang in kortstondige en vluchtige relaties gestort.
In recente literatuur staan vaak relaties centraal die stuklopen op bindingsangst. Veel geliefden blijken het moeilijk te vinden om zich voor langere tijd aan de ander te binden, laat staan dat ze hun verdere leven samen op weg willen gaan. In dit boek is er een duidelijke oorzaak aan te wijzen: de teleurstellingen uit het verleden. De treurige liefdesgeschiedenissen zetten aan het denken. Enerzijds is het uiteraard goed om in relaties, van welke aard dan ook, realistisch te blijven. Soms ben je elkaar kwijtgeraakt en is herstel niet meer mogelijk. Anderzijds kan trouw, oprechte verbinding met een ander, je leven diepgaand verrijken. Gelukkig komt dat in het verhaal ook naar voren. ‘Ik kan, geloof ik, alleen maar een idee krijgen van wie ik ben als er iemand is met wie ik me verbonden voel.’ Het is jammer dat de hoofdpersoon dan gelijk opmerkt dat er in een relatie voor hem altijd al snel een moment komt waarop hij niets meer met de band kan. Maar verhalen weerspiegelen de werkelijkheid. Elkaar dienen in liefde is dan misschien een opdracht, een levensdoel, maar het leven is vaak heel wat weerbarstiger. Literatuur moet iets tragisch in zich hebben. Dat realiseert Verbogt zich terdege. Relaties gaan voorbij, lijkt hij in Als je de stilte ziet te willen zeggen, maar de herinneringen die ons gevormd hebben blijven. Laten we ze in stilte overdenken.
Thomas Verbogt, Als je de stilte ziet. Uitgeverij Nieuw Amsterdam, Amsterdam 2020, 271 blz., € 20,99.