• door Gerda van de Haar •
Over Mariken Heitman, De mierenkaravaan
| Vicky moet beter vooruit leren denken, vindt tuinder Kiek. Haar stagiaire is enthousiast en betrokken genoeg, maar zo onhandig als iemand die er drie jaar culturele antropologie op heeft zitten maar zijn kan. Vicky denkt er niet bij na dat je nooit met lege handen van de opbergloods wegloopt, die gaat voor drie benodigdheden rustig drie keer heen en weer. Kiek beheert een tuin, een hectare groot, waarin vele soorten groenten biologisch (het woord valt niet) gekweekt worden en voor een mooie prijs verkocht. Kiek komt ervan rond, haar tiental medewerkers werkt op vrijwillige basis. De sfeer is goed en veertigjarige Kiek legt uit, doet voor, wijst aan en loopt alle gaten dicht. De tuin hangt aan haar. Dat zij sinds enige tijd een lelijke diagnose te pakken heeft, een voortschrijdende spierziekte, hoeft vooralsnog niemand te weten. Zij sleept zich er wel doorheen. (Vooruitdenken ho maar.)
In het derde boek van Mariken Heitman, De mierenkaravaan, gebeurt er veel tussen de regels door. Het belangrijkste wordt niet al te expliciet gezegd. Dat maakt het spannend, want hoe zit het nu eigenlijk? Intussen leeft de tuin maar door. Hoe de preien groeien of de spitskolen erbij staan is in dit verhaal precies even belangrijk als hoe Kieks partner Wende zal reageren op de uitkomst van het ziekenhuisbezoek. En even meeslepend gebracht.
Zelf bewaar ik niet al te goede herinneringen aan het wieden van de groentetuin, bij ons thuis ‘de hof’ geheten. Ik ben erg graag buiten, maar wat groeit en bloeit heeft nooit mijn actieve belangstelling gehad. Hoe kan het dan dat ik een alinea over opkomende rabarber vroeg in de lente nog even teruglees in plaats van er diagonaal doorheen te gaan?
Het is niet alleen dat Heitman het over groen met rood dooraderde drakeneieren heeft, bruin geschubd. ‘Als over een paar dagen die leerachtige schaal barst, verschijnen er stijve bladeren op zuurstokstelen.’ Een heel nieuw en raak idioom voor opkomende rabarberstruiken is dit, voor hoe ze eruitzien, geen moment hetzelfde. Groei is beweeglijkheid, de camera staat erbovenop. Het ritme, het tempo en het lichte rijmen van de zinnen, de humor.
Het is ook dat je steeds het leven eraan afleest. Niet zozeer als beeldspraak, meer als beschrijving van verwantschap. ‘Terwijl iedereen de hele zomer druk was met zijn hoogstpersoonlijke finale, met bevruchten, rijpen en zaad verspreiden, sloeg de ascetische rabarber onvermoeibaar de zon op in zijn duistere wortelstok.’ De rabarber in beelden ontleend aan de cultuur, of ook de rabarber die de mensenwereld verbeeldt? Dat doet ook mee, maar de kern is het niet. In het oeuvre van Heitman, en in het bijzonder in De mierenkaravaan, zijn we allemaal onderdeel van dezelfde natuur. Er is op het punt van leven geen echt verschil tussen planten en menselijke wezens of de egels in de tuin. Hier geen Natureingang, zwaar symbolische vooruitwijzingen of stichtelijke analogieën tussen natuur en cultuur, maar alles en iedereen onderdeel van het oneindig onderling samenhangend leven zelf.
Bioloog Heitman is tussen alles door aan het duiden. ‘Als het dagen achter elkaar droog is, verdwijnt de meest subtiele aller geuren: die van leven. Met het water keert het leven terug.’ Dat zijn zinnen die boven zichzelf uitstijgen. Of ook deze beschrijving van zaaitafelgoed: ‘nog onwetend van striemende wind, nachtvorst en latent bodemleven’.
Het boek is verteld door een mysterieus blijvende ik-verteller, dicht bij de tuin. Een soort ziel van de tuin, misschien het Paradijs? Ze functioneert ook als het goede geweten van Kiek, ze zegt dingen als ‘en dan is er ook nog die aangeleerde nederigheid’. Op pagina 23 heet ze ‘het verlangen’, een verlangen dat tegenwoordig naamloos door het leven gaat. Een bodem onder alles is het. ‘De mensen weten dat ik besta, hoe mijn pet staat en uit welke van mijn vier hoeken de wind waait.’ Ze zit vast aan de tuin. Meestal is ze heel dicht bij Kiek. ‘Ik wil dat je behoedzaam bent,’ zegt ze. Een tuin is etymologisch gezien een omheining. Dat is de verteller ook.
Het boek is niet zomaar na te vertellen. Het is de belevenis die je onthoudt. Het is herkenbaar voor iedereen die haar prachtige, met de Librisprijs 2022 bekroonde Wormmaan gelezen heeft en het gaat nog weer een slag verder en dieper. Het is onbeschroomd.
Er is een haas die verschijnt en verdwijnt. Kiek houdt niet van hem en wil hem buitenhouden. Hij zal aan de kolen knagen. Er moet een heel nieuw hek om de tuin komen, een nieuwe ‘betuining’ denk je als lezer, met gaas diep in de grond, zodat er niet onderdoor gegraven kan worden. De anderen vragen zich af wat het probleem is. Ze zien de haas ook nergens.
Wanneer Kiek echt in paniek is, ziet ze zelfs geen haas. Dan is ze in de ‘witte kamer’ met de kale wanden en kijkt naar de gesloten deur. De verteller kan er ook niet zomaar bij. Het is een schrikbeeld, zeker wanneer je eigenlijk alleen echt leeft op de tuin. Maar de deur kan open.
• Mariken Heitman, De mierenkaravaan. Atlas Contact 2024, 206 blz., € 22,99