door Czeslaw Milosz • 
De Poolse dichter, romancier en essayist Czeslaw Milosz (1911-2004) werd in 1980 de Nobelprijs voor de Literatuur toegekend. Zijn werk laat zich lezen als een meditatie over de werkelijkheid. De vraag naar het kwaad hield hem heel zijn leven bezig. In 2006 presenteerde Liter zijn Theologisch traktaat in een vertaling van Gerard Rasch.

 

Een lied bij het einde van de wereld

 

Op de dag dat de wereld eindigt
vliegt een bij rondjes om de klaver
en een visser repareert zijn glimmende net.
In zee springen de dolfijnen vrolijk rond,
bij de regenpijp spelen jonge spreeuwen
en de huid van de slang is van goud, zoals het hoort.

Op de dag dat de wereld eindigt
lopen vrouwen rond onder hun paraplu’s,
een dronkenlap ligt slaperig op een grasveldje,
groenteverkopers zijn op straat te horen
en een boot met gele zeilen nadert het eiland,
de klank van vioolspel in de lucht,
het begin van een nacht vol sterren.

En zij die rekenen op bliksem en donder
worden teleurgesteld
en zij die rekenden op voortekenen en engelentrompetten
denken dat het dus nu niet gebeurt.
Zolang de zon en de maan nog schijnen,
zolang de bij de roos blijft bezoeken,
zolang er nog roze kinderen geboren worden
gelooft niemand dat het nu gebeurt.

Alleen een witharige oude man, die een profeet zou kunnen zijn
maar het niet is, want hij heeft het veel te druk,
blijft het maar herhalen, terwijl hij zijn tomaten opbindt:
er komt geen ander eind van de wereld,
er komt geen ander eind van de wereld.

 

 

Warschau, 1944

Czeslaw Milosz, vertaling Menno van der Beek, juli 2024, naar de Engelse vertaling van Anthony Milosz