door Gerda van de Haar • 
Over Ramy El-Dardiry, Tussen morgenzee en avondland  |  ‘[Dit debuut] vertelt een verhaal dat zich in je vastzet. Dat komt door de manier waarop het tegelijk alledaags en mythisch is.’

 

‘Hier vindt een voorwerp zijn oorsprong.’ Dat denkt de dertigjarige Amir als hij tegen het einde van Tussen morgenzee en avondland toekijkt hoe de vriend van zijn moeder geconcentreerd maar soepel een vaas draait op de pottenbakkersschijf. Het ontroert hem. Hier wordt iets gemaakt. Dat is wel even wat anders dan die gelikte presentaties die hij produceert in zijn drukke adviseursbestaan op de Zuidas. Hij mag het tot partner van de organisatie hebben geschopt, maar maakt hij werkelijk iets?
Het is een van de tegenstellingen waar de debuutroman van Ramy El-Dardiry (1985) op gebouwd is: ambacht versus functie. Regelmatig loopt die tegenstelling parallel aan echtheid tegenover cynisme en soms ook aan provincie versus grootstedelijkheid, dat wil zeggen: Limburg tegenover de Randstad. Toch is de echte grote stad in deze roman Alexandrië aan de ‘morgenzee’, de geboorteplaats van Amirs vader.
Egypte zorgt voor een sterk tegenwicht voor alles wat zich in Nederland afspeelt. Als kind voelt Amir het op familiebezoek, hij merkt het aan zijn vader: hier ligt alles anders, de tegenstellingen zitten anders in elkaar, waarden worden anders gekoesterd.

Het boek begint met het doodsbericht van Amirs vader Nessim. Amir wordt gebeld door een oom. Zijn naar Egypte teruggekeerde vader blijkt dan al een volle week dood te zijn en goed-islamitisch daags na overlijden begraven. Na de scheiding van zijn ouders had Amir alle contact met zijn vader geweigerd. Hij had hem doodverklaard. Nu houdt hij ook het overlijden stil voor zijn geliefde, voor zijn broer, voor zijn moeder. Dat is de basis voor een roman waarin cultuurcontrasten, familiezin en godsdienstige gevoelens elkaar stevig in de greep hebben.
Van Amir zien we zijn actuele worsteling. Zijn relatie, zijn vermogen tot geluk ervaren en geven, zijn carrière, zijn leegte, zijn depressie. Van vader Nessim maken we de onstuimige coming of age mee in het Alexandrië van de jaren vijftig, een geschiedenis die Amir niet via zijn ouders kent en waarvan hij pas laat de contouren ontdekt.
En net wanneer je denkt dat de vrouwen door de ogen van Amir respectievelijk Nessim misschien wel wat exclusief als liefdevol of lastig worden neergezet (wie zijn ze verder?), begint het korte, tedere tweede deel, waarin Amirs moeder Marije en zijn geliefde Guusje de protagonisten zijn.
Daartussendoor komen de stad Alexandrië en de Limburgse heuvel de Jansberg zelf aan het woord in korte, bloemrijk geformuleerde hoofdstukjes. Die teksten functioneren als de reien van een klassieke tragedie. Ze becommentariëren de vertelling vanuit het gezichtspunt van de eeuwenoude plek en van mij hadden ze dat nog poëtischer en tegelijk puntiger mogen doen. Het werkt evengoed. Niet alleen Alexandrië, ook de Jansberg heeft een geschiedenis die er zijn mag. De stad en de berg hebben het over hun schrijvende zoon, die dan wel Amir moet zijn. Hij is blijkbaar ook iets aan het maken. Opeens valt op dat de naam Amir een anagram van Ramy is.

De jonge Alexandrijn Nessim maakt zich los. Mede dankzij zijn moeder (Amirs grootmoeder) komt hij op een ‘moderne’ Engelse school terecht. Zijn conservatieve tante moppert op president Nasser, die dan wel de Engelsen het land uitschopt maar ondertussen hun ziel koestert. Nessim wordt eerst verliefd op een joods meisje, een onmogelijkheid in de tijd van de Suez-crisis. Na zijn studie vertrekt hij als wetenschapper naar Parijs, waar hij de katholieke Marije ontmoet. Hij trekt met haar mee naar de Jansberg.
Marije gaat na verloop van tijd op eigen initiatief over tot de islam, maar het katholicisme blijft daar in Limburg ook nog wel aanwezig. Amir en zijn broer groeien op in een volstrekt uniek rooms-islamitisch gezin waarin wat de moeder betreft spiritualiteit op een staat. Het is een plek waar Amir als zijn vader eenmaal is weggegaan heftig naar terugverlangt. Om langzaam te ontdekken dat er voor hem helemaal ‘geen groter verhaal om naar terug te keren’ is, geen moederkerk of vaderland. Het voelt alsof ‘zijn wortels werden uitgerukt en opgediend.’
Voor Amir is losmaken geen optie, dat is allang gebeurd, tegen zijn zin. Terugkeren kan hij evenmin.

Wel heeft hij onderweg iets meegekregen. Het religieuze is voor hem in de eerste plaats een verzameling mysterieuze klanken, ‘de ritmische eenheid van de zinnen’ van de Koran, ‘woorden die op vreemde manieren leken te rijmen.’ Vanaf het begin schiep dat een grote geborgenheid. Het ritueel van het reciteren, het weidse wij waar je dan bij hoort, de hemel over je heen: El-Dardiry weet waar hij het over heeft.
Tussen morgenzee en avondland vertelt een verhaal dat zich in je vastzet. Dat komt door de manier waarop het tegelijk alledaags en mythisch is.

 

Ramy El-Dardiry, Tussen morgenzee en avondland. Querido 2023, 384 blz., € 24,99