door Gerda van de Haar

 

Een jaar geleden zat schrijver Machteld Siegmann met de Noor Jon Fosse in een café in Oslo. Ze nodigde de bekende auteur uit om in 2023 gastschrijver van literair tijdschrift Liter te worden. Waar anderen Fosse vaak kennen van korte maar intense toneelstukken waarin de menselijke verhoudingen op scherp staan, hadden we bij Liter zijn romans gelezen. Die hebben een bepaalde toon, door sommigen een bijbeltoon genoemd. Er zit niet veel variatie in, zinsneden worden herhaald, het heeft iets bezwerends – en ook vaak iets verstilds. In zijn grote roman Septologie, in drie delen verschenen: De andere naam – Ik is een ander – Een nieuwe naam, kijkt de schilder Asle terug op zijn werk en zijn leven. Hij schildert abstracten, maar zijn laatste werk doet denken aan een kruis. Asle is aan het bidden geraakt, en dat merk je. Telkens als hij gaat slapen zegt hij de klassieke gebeden. En denkt hij na over God. Het maakt de boeken op een vreemde manier spannend.

We moeten leeg raken van alle beelden die we van God hebben,
pas dan komt er ruimte voor Zijn aanwezigheid

Dat is voor de schrijver zelf niet steeds zo geweest. Jon Fosse (1959) groeide op in de Noorse kerk. Zijn moeder hoorde bij de Quakers, de mensen van het ‘innerlijk licht’, het licht dat God is, of de Geest. Toen hij zestien was wist hij niet hoe gauw hij weg moest komen uit het kerkelijk milieu. In zijn jaren aan de academie beweerde hij dat je als hedendaags schrijver het beste atheïst kon zijn. Maar hij las Heidegger en kwam later bij diens middeleeuwse leermeester Eckhart terecht. Bij Eckhart herkende hij de ‘negatieve theologie’: we moeten leeg raken van alle beelden die we van God hebben, pas dan komt er ruimte voor Zijn aanwezigheid. Zoiets ervoer Fosse ook in zijn schrijven. Een plan helpt niet, het komt van buiten. Hij schreef zich onbewust naar het geloven toe. Op een moeilijk moment in zijn leven kwam er een wending richting de kerk. Hij probeerde het nog even bij de Quakers, werkte samen met mensen uit de Noorse lutherse kerk, heeft de nodige sympathie voor het boeddhisme, en kwam in 2013 in de kleine Noorse rooms-katholieke gemeenschap terecht. Zoals zoveel kunstenaars voelt hij zich daar het meest thuis, bij de combinatie van mystiek en ritueel.

Fosse schrijft in Nynorsk, een taal die ongeveer de status heeft van het Fries bij ons. Het is de taal van de kust en de fjorden, en in Fosse’s werk zit dan ook veel water, varen en eindeloosheid. De mist doet de rest. Het maakt je vanzelf stil. Gebeurtenissen beschrijft hij vanuit de binnenkant, vanuit hoe iemand ze beleeft. Heel alledaagse dingen zijn het vaak, maar hoe voelen die? Jon Fosse heeft zich tot taak gesteld om dat te beschrijven.

Fosse zei toe, vorig jaar in café Kaffistova. In 2023 verscheen van hem allerlei werk in Liter, voor de kersteditie worden nu essays vertaald. Alles in een sterk Nederlands van Marianne Molenaar, met de onmiskenbare monotonie van het gebed. Op 5 oktober kreeg hij, zoals verwacht, de Nobelprijs voor Literatuur toegekend.

k

Gerda van de Haar is hoofdredacteur van Liter
Een bewerkte versie van deze tekst verscheen als artikel in het landelijk dagblad RD, 6 oktober 2023