• door Rien Fraanje •
Over de roman Over de liefde (2008) van Doeschka Meijsing |
In ‘De canon van Liter’ wordt een klassieker of een actueel werk uit de literatuur onder de loep genomen. Eén thema springt eruit. De rubriek omvat een introductie en drie gespreksvragen die geschikt zijn voor gebruik op de leesclub en in het onderwijs.
*
Bij zijn verschijnen hield de roman Over de liefde de literaire gemoederen flink bezig. Schrijfster Doeschka Meijsing had haar relatiebreuk met de bekende literatuurcriticus en hoofdredacteur van Vrij Nederland Xandra Schutte duidelijk als inspiratiebron gebruikt. Die had Doeschka Meijsing verlaten voor de niet minder bekende journalist en columnist HJ Schoo (Elsevier, Volkskrant, en na zijn overlijden in 2007 naamgever van een lezing die elk jaar na de zomer veel media-aandacht krijgt). Schoo verliet voor Schutte zijn vrouw, samen kregen ze nog een kind. In het jaar van verschijnen van Over de liefde werd Schutte hoofdredacteur van De Groene Amsterdammer en dat is ze nog steeds.
Het doet Over de liefde tekort als we ons dit boek vooral herinneren door de spraakmakende aanleiding. Het boek werd onmiddellijk herkend als een meesterwerk en won de AKO Literatuurprijs, de F. Bordewijkprijs en de Opzij Literatuurprijs. Voor Doeschka Meijsing betekende deze bekroonde roman haar definitieve doorbraak bij het grote publiek. Dat had ze ondanks een imposante bibliografie in 2000 alleen nog maar weten te bereiken met De tweede man, dat een nominatie voor de AKO Literatuurprijs kreeg. De tragiek is dat Meijsing niet heeft kunnen voortbouwen op het succes van Over de liefde. Het bleek haar laatste roman, ze overleed in 2012 op 64-jarige leeftijd. Dit veelgeprezen boek dreigt daardoor alweer in de vergetelheid te geraken. Dat zou zonder meer spijtig zijn.
In Over de liefde maken we kennis met Pip die na haar breuk met Julia net een nieuw appartement heeft betrokken. De lezer moet even door het eerste hoofdstuk heenbijten, want er gebeurt aanvankelijk weinig. Pip kwelt zich met de vraag wat nu heeft gemaakt dat Julia bij haar is weggegaan, nota bene voor een man. Het is al de derde keer dat een lange relatie stukloopt en ze vermoedt dat de liefde voor haar niet is weggelegd. Ze verwijt zichzelf dat ze signalen over de broeiende onvrede bij Julia niet heeft opgepikt. En ze hekelt hun gezamenlijke vrienden die allen op de hoogte bleken te zijn van Julia’s relatie met een man, maar haar daar niets over zeiden.
Meijsing schrijft groots en meeslepend over haar liefdes: ‘Alle ochtenden dat ik tegen haar rug aan wakker werd leken ochtenden in april, als de vogels zingen en de nevel langzaam plaatsmaakt voor jong licht.’ Maar Pip dompelt zich ook in zelfmedelijden. Die stukken zijn soms humoristisch, maar vaker nog wat pathetisch vermengd met ironie. Die aanvankelijk licht zelfrelativerende ondertoon maakt dat je als lezer niet meteen met haar meevoelt.
De wetenschap dat je ook een sleutelroman aan het lezen bent over een leven in Amsterdam vol met (semi-)bekende Nederlanders van tv, uit de literatuur en de kunsten, roept een lichte vorm van voyeurisme op. In het tweede hoofdstuk schrijft Meijsing bijvoorbeeld over een vriendenclub die elke dag (!) na vijven bij elkaar komt in een Amsterdamse kroeg. Als de kroeg sluit, valt de vriendenclub uit elkaar. Wanneer één van de vrienden van toen jaren later besluit zijn verjaardag weer te vieren in een ander Amsterdams café, komt Pip daar de te dikke en gevallen tv-presentator tegen of de theaterdirecteur. En je vraagt je af: wie zijn dat in het echt?
Het uitstapje naar die verjaardag is een uitzondering. Pip trekt zich terug in haar nieuwe appartement, laat op een enkele vriend na niemand meer binnen en neemt de telefoon niet meer op. In haar gemijmer over haar mislukte relaties duikt ook haar eerste grote liefde op: een lerares op haar middelbare school. Die komt via een documentaire over die lerares en een ernstige aanrijding in Amsterdam-Zuid uiteindelijk weer op haar pad.
Ondanks al het gepieker over de mislukte relaties en de titel van het boek zijn andere thema’s dan de liefde veel dominanter aanwezig. Meijsing pelt haar alter ego Pip letterlijk en figuurlijk af om te bekijken wat er overblijft. Na het ongeluk en de noodzakelijke operatie aan haar hoofd, bezoekt ze de kapper in het ziekenhuis en geeft die de opdracht om haar helemaal kaal te scheren: ‘Ik zat recht tegenover mijn spiegelbeeld en zag mijn eigen boze gezicht zonder de verzachtende omwaaiering van haarlokken tevoorschijn komen, de naakte werkelijkheid. […] Er was geen troost meer, geen verlichting in deze wereld – en ik deed het allemaal zelf. Ik schraapte laag voor laag alle lieflijkheid van alles af.’
Hier gaat de roman de ironie en zelfspot voorbij. Omgaan met tegenslag, verlies, verval, de dood en verdwenen geluk zijn veel prominenter motieven dan de liefde. Misschien zou Over de vergankelijkheid een betere titel zijn geweest. Als Pip in een straatje in Amsterdam komt waar ze ooit dronken van geluk heeft staan zingen, schrijft Meijsing: ‘Het regende. Het straatje stond in mijn ogen. Hier, zei een stem in me, hier was je ooit het gelukkigst. Hier, dit heb je gehad en het is opgeraakt. Het is er niet meer, het zal er nooit meer zijn, maar hier. Hier was het.’
*
Discussieer
In hoeverre gaat dit boek volgens jou over de liefde?
Denk
In het op een na laatste hoofdstuk bezoekt Pip haar eerste liefde, de lerares Bura Vermeer. Die doet bij die gelegenheid een grote ontboezeming en zegt daarbij dat ze Pip heeft uitgekozen om dit één keer iemand te vertellen voordat ze ‘de kist in zou gaan’. Pip vraagt zich af waarom juist zij hiervoor werd uitgekozen. ‘Op die vraag weet jijzelf het beste het antwoord’, antwoordt de oud-lerares. Waarom denk jij dat zij Pip heeft uitgekozen voor deze grote bekentenis?
Overweeg
Blijft dit boek overeind als je geen weet hebt van alle spraakmakende details die aan deze roman ten grondslag liggen?
• Doeschka Meijsing, Over de liefde, Querido, Amsterdam 2008, 240 blz.