door Machteld Siegmann

Dit verhaal is opgenomen in de nieuwe bundel Aloha (2024), verschenen bij Ambo|Anthos. Abonnees van Liter kunnen het als luisterverhaal ontvangen. Stuur een mail naar webredacteurliter@gmail.com en je ontvangt ‘De konijnencategorie’ als mp3.

 

Lees hier een fragment:

Op een muurtje bij het tankstation zit Donya. Ze wacht. Ze hoopt dat er iemand opduikt die ze kent, iemand zoals zijzelf die ook liever nog een poosje buiten rondhangt dan naar huis te gaan. Tenslotte is dit een prima plek om rond te hangen, behalve een muurtje om op te zitten staan er ook een bankje en een betonnen plantenbak waar je je peuken op uit kunt drukken mocht je van roken houden; op warme, zonnige dagen is er altijd wel iemand te vinden.
Maar het is geen warme zonnige dag, het is een grijze, grauwe namiddag in december waarin alles zijn glans lijkt te hebben verloren en de schemering vroeg inzet om de mensen verdere teleurstelling te besparen. De wolken hangen laag boven de stad en weerkaatsen de gele gloed van de straatverlichting. Op een display aan de overkant verschijnt afwisselend de tijd en de temperatuur: het is 16.47 uur en het aantal graden is zojuist versprongen van 0 naar -1. Twee kraaien zitten ineengedoken op de overkapping. Donya raapt een spuitbus op en probeert hem uit op de onderkant van haar schoenzolen, maar er komt niets uit. Ze gooit hem in de plantenbak en bedenkt dat hij van Benno moet zijn, die een tijdlang met spuitbussen bezig is geweest, op veel plekken in de stad is nog steeds zijn tag te zien, een smiley in de vorm van een aangestoken granaat. Donya en Benno kennen elkaar sinds de basisschool, daarna zijn ze elkaar uit het oog verloren tot afgelopen zomer, waarin ze korte tijd iets met elkaar hadden. Het was een lange hete zomer waarin al hun vrienden de stad uit waren maar zij tweeën niet, en op een van die stille, lome avonden had ze erin toegestemd dat hij haar kuste en zijn hand onder haar shirt schoof, zo’n beetje tegen beter weten in, want al was hij een stuk leuker zonder vrienden, minder druk en schreeuwerig, het bleef toch gek om te zoenen met iemand met wie je ooit in de zandbak had gespeeld. Dat ze zich niet verzette was enkel omdat ze alleen was zoals hij en er verder ook niet veel te beleven viel, en misschien ook als tegenprestatie voor het feit dat er iemand was naar wie ze toe kon gaan. Dus toen de zomervakantie tot een einde kwam en Donya’s vriendinnen terugkeerden, had de relatie tussen haar en Benno weer de status van voor de vakantie aangenomen. Het enige wat ze samen zijn blijven doen is gamen, hij thuis en zij in de bieb, waar ze sinds gisteren niet meer welkom is omdat ze er na meerdere waarschuwingen niet in slaagde haar frustraties voor zich te houden.
Donya besluit Benno te bellen.
Hé, zegt ze, waar ben je?
Thuis, zegt Benno. Jij?
Bij het tankstation.
Met wie?
O, die ken jij niet, zegt Donya, en ze kijkt naar de wandelaars en de fietsers die zich dik ingepakt naar hun bestemming haasten. Ga je nog gamen?
’k Weet niet, zegt Benno. Misschien straks.
Zal ik naar je toe komen?
Kan. Hij wacht even en zegt dan: Leo is er.
Leo is Benno’s vader. Benno’s ouders zijn gescheiden maar af en toe komt Leo langs, Donya vindt hem nogal een eikel maar alles is beter dan hier blijven, in de kou.
Oké, zegt Donya, ik zie je zo. Ze springt van het muurtje af en steekt de straat over richting Benno’s huis.
Benno woont in een oud pand met hoge plafonds dat ooit van zijn oma is geweest. De oma is al jaren dood maar de inrichting is hetzelfde gebleven, de kamers staan vol antieke meubels met geheimzinnige functies, zoals verborgen lades, dubbele wanden en uitschuifbare panelen. Toen Donya en Benno in groep acht zaten, hebben ze eens een hele woensdagmiddag besteed aan het zoeken naar een kistje sieraden dat volgens Benno’s moeder in een schrijftafel verborgen moest zitten. Het enige wat ze vonden was een koektrommel met soldaatjes uit een tijd dat oorlogen nog van man tot man en in vol ornaat werden uitgevochten. Benno had daarop zo vaak krijg de tering gezegd dat zijn zusje met uitgestrekte handjes kwam vragen of ze ook een beetje tering mocht.
Benno’s huis ligt aan de rand van de stad, de achterzijde grenst aan weilanden waar zij en Benno vroeger vaak speelden maar als je zo voor het huis staat heb je daar geen idee van, dan lijkt het een straat zoals alle andere, met kapotte meubels naast de containers en fietsen kriskras op de stoep geparkeerd. Donya loopt de twee treden op naar Benno’s portiek, wurmt zich langs een paar kratten oud papier en drukt op de bel.
Benno’s moeder doet open. Ze draagt een rode peignoir over een badstof pyjama, haar haar zit in de war.
Donya.
Hoi Melinda. Donya steekt haar hand op.
Sorry, ik kom uit de nachtdienst, zegt Melinda, terwijl ze haar peignoir dichtknoopt.
Geen probleem, zegt Donya.
Melinda gaat niet voor haar opzij. Ze kijkt van haar naar de straat en van de straat naar de lucht erboven. Gaat het sneeuwen, denk je? vraagt ze.
Zou best eens kunnen, zegt Donya, en ze volgt haar blik naar de laaghangende wolken met de gele gloed.
Ze zeggen… begint Melinda, maar ze maakt de zin niet af.
Benno is er toch wel? vraagt Donya. Melinda heeft de gewoonte om midden in een gesprek stil te vallen en het op een denken te zetten, terwijl Donya helemaal geen zin heeft om met haar een potje te staan zwijgen in een portiek, ze heeft het koud en wil naar binnen.
Ja, zegt Melinda, ja natuurlijk, en ze doet een stap opzij om Donya door te laten. Hij is achter, zegt ze terwijl Donya de gang in loopt, eerst langs de keuken, waaruit een geur van aangebrande melk drijft, vervolgens langs de woonkamer. De deur staat half open, er is niemand te zien maar op het dikke Perzische tapijt ligt een opengeslagen boek. Donya staat er verder niet bij stil en loopt door naar de achterkant van het huis.

 

Machteld Siegmann was Liter-redacteur en ze is schrijver van de bekroonde roman De kaalvreter (2019) en de roman Wachter op de morgen (2022). Recent verschenen het luisterboek Ollie en ik en de verhalenbundel Aloha (2024). ‘De konijnencategorie’ is in deze lovend ontvangen bundel opgenomen.

Aloha, uitgeverij Ambo|Anthos 2024, 155 blz., € 20,-