door Gerda van de Haar

Over Nico Dros, Willem die Madoc maakte |

‘Het ging alleen mis wanneer een priester zijn kudde opjuinde,’ laat Nico Dros zijn hoofdpersonage denken op bladzijde 496 van zijn nieuwe, zinderende roman Willem die Madoc maakte. Gelovigen van verschillende richtingen, in dit – middeleeuwse – geval: katholieken en katharen, hadden jarenlang goed met elkaar overweg gekund, totdat iemand kwam uitleggen wat precies de verschillen waren. Op dat moment verdampte de goede verstandhouding en raakte iedereen aangewezen op de eigen groep, waartoe de loyaliteit zich dan ook al gauw ging beperken. De volgende stap: haat, nijd en geweld. En voor het geweld tekent de kerk.

In zoverre deze onorthodoxe schelmenroman ook een ideeënroman is, is het een levendige verbeelding van de gedachte dat religie uitermate nadelig uitpakt voor zowel de harmonie in de samenleving als persoonlijke ontwikkeling. Weliswaar doen zich toevallige fijne bijverschijnselen voor, zoals een enthousiasmerende kloosterlijke training in klassieke talen, maar in de kern is godsdienst uit op macht, over je ziel en over je bezit. En over je lichaam.

Het is gelaagd. Zoals Jona uit de wallevis komt de hoofdpersoon als kleine drenkeling aan op het Vlaamse strand, gezeten op een enorme bruinvis. Krampachtig houdt het kind met beide handjes de rugvin beet… Kloosterlingen nemen het adellijk geklede kind op en dopen het Beda, naar zijn glasheldere ogen; de abt gokt dat zijn inspanningen ooit beloond zullen worden door een steenrijke familie. Binnen de woeste wereld van het klooster treft Beda een begaafde leermeester, die het bovendien goed met hem voor heeft. Deze magister Arnulf ziet dat Beda’s hart minder openstaat voor God dan voor mensen, dieren, planten en verhalen. Op zijn sterfbed zendt hij zijn pupil tegen alle regels de wereld in: Beda moet ‘door het slijk gaan, vuile handen maken, hartstochten najagen, de hoogste vreugden uitleven en de diepste smarten doorstaan. En op een dag van onuitsprekelijke wanhoop zal je worden geroepen.’ Deze bijna aartsvaderlijke zegen blijft onderhuids in het boek aanwezig.

Beda moet vluchten en noemt zich Madoc. Die naam komt zomaar in hem op, maar verwijst natuurlijk naar het bekende zinnetje aan het begin van de Reynaert, over ‘Willem die-e Mádoc makede’. De Willem die Reynaert dichtte genoot bekendheid om zijn boek ‘Madoc’, ook wel ‘Madocs droom’. Dat boek is echter nooit teruggevonden, en Dros’ roman is gebaseerd op de veronderstelling dat ‘Madocs droom’ hoog op de lijst van verboden boeken moet hebben gestaan; het was dan levensgevaarlijk een exemplaar in je bezit te hebben en het beruchte boek heeft deze censuur niet overleefd. Dros werkt het met verve uit. Zo krijgt de alternatieve theorie over Madoc als Welshe prins gestalte in een filmisch rijtje woeste Welshmen die Madoc in Parijs spotten, hem gevangen nemen en hem vertellen dat hij de zoekgeraakte kleinzoon is van twee Welshe koningen; Madoc moet mee naar de overkant om hun land te redden. Madoc heeft, ondanks zijn wezenheimwee en ondanks alle ridderlijke en ook ‘bestuurlijke’ ervaring die hij inmiddels in de buitenwereld heeft opgedaan, weinig zin in zo’n hoge roeping en weet zich op spectaculaire wijze vrij te vechten. De genoemde grootvader-koningen hebben moeilijke Welshe namen: wie ze googlet, ziet dat beide namen historische wortels hebben. Maar een ervan is die van een bekend Welsh dichter! Ook Beda is trouwens een klinkende Engelse naam.

Na zijn ridderperiode gaat Madoc noodgedwongen verder onder de naam Willem en schrijft dan inderdaad zijn boek vol godendeemstering en hemelbrand: ‘Hier ligt aan puin het Nieuw Jeruzalem’, waar ‘engelen in ontbinding aan de poorten kleven’. Willem vertegenwoordigt de verhuld ongelovige, van wie historicus Nico Dros veronderstelt dat er velen zijn geweest, ook in de hoogkerkelijke middeleeuwen. Zij konden zich uiteraard niet uitspreken.

Dros maakt er werk van dat deze ongelovige Willem een hoge moraal heeft. Ook bezorgt hij hem voortdurend visioenen: de menselijke geest werkt niet alleen rationeel. Aan het einde blijft Willem volkomen verbluft achter. Het ligt in de rede dat de mediëvist uit de kadervertelling daar meer van weet, net als zijn huiskat Pablo, ‘meer poema dan kat’. Maar dat lost het raadsel slechts ten dele op.

Naast alle vaak ludieke verwijzingen naar de middeleeuwse werkelijkheid – er is geen ontwikkeling waar Madoc/Willem buiten staat, en meestal is hij gangmaker – bevat het boek ook een serie specifieke referenties aan de Vlaamse middeleeuwse cultuur. Ik geloof niet dat het al ergens is opgemerkt, maar de ‘liebaard’, het grafelijk huisdier waarmee Madoc zo’n intense band opbouwt, is op een of andere manier ook de ‘Vlaamse leeuw’, die deze keer dan mag staan voor de hele Dietse letteren – die natuurlijk Vlaams waren. De van Texel afkomstige oprichter van de Amsterdamse Schrijversvakschool heeft een bijzonder boek toegevoegd aan de Nederlandstalige literatuur.

Nico Dros, Willem die Madoc maakte. Van Oorschot, Amsterdam 2021. 590 blz., € 27,50. Ook als door de auteur zelf ingesproken luisterboek (€ 15).