Over Gedichten voor het nieuwe millennium

Door David Roelofs

Wat valt er heden ten dage te halen in de Nederlandstalige poëzie? Wie met deze vraag rondloopt (of geconfronteerd wordt), kan te rade gaan bij Gedichten van het nieuwe millennium, een vervolg op Bundels van het nieuwe millennium en Dichters van het nieuwe millennium; werken waarin de Nederlandstalige poëzie vanaf 2000 tot heden besproken wordt. Gebeurde dat in de voorgaande publicaties door dichters of bundels centraal te zetten, nu vertrekt men vanuit het gedicht.Samenstellers Jeroen Dera en Carl de Strycker vroegen professoren in de Nederlandse letterkunde en poëzierecensenten naar hun favoriete gedichten, legden dezelfde vraag via social media voor aan poëzielezers en lieten de auteurs die het gekozen werk van bespreking voorzien allemaal nog één gedicht aandragen. Een bloemlezing dus? Zeker niet.

De redacteuren benadrukken dat het hier niet om een best of gaat. Het doel is ‘om de contemporaine poëzie te presenteren in haar rijkdom en veelkantigheid’. De lezer die na aanschaf van de bundel in de poëzietuin aan het wandelen slaat, ziet dus niet louter sierbloemen en volprezen kamerplanten, maar komt werkelijk van alles tegen. De keuze aan gedichten levert voor de fervent poëzielezer enkele bekende werken op (bijvoorbeeld uit Kalfsvlies van Marieke Lucas Rijneveld en Habitus van Radna Fabias) en biedt tegelijkertijd spannend nieuw werk. Wie nog niet bekend was met het werk van Roberta Petzoldt, en Iduna Paalman bijvoorbeeld over angstige formalisering en gedwongen menselijke aanpassing, leze dit boek. Ook voor de nieuwsgierige leek en zeker voor de scholier die ‘moet’, is deze bundeling een aanrader. 

Waarom? Omdat de redacteuren en auteurs vertrekken vanuit het gedicht, maar de lezer centraal stellen. De gedichten zijn bewust niet thematisch gerangschikt, maar worden simpelweg op datum van verschijnen aan de lezer aangereikt. Wie niet te lang in 2006 of 2009 wil blijven hangen, bladert vanzelf verder en dat lijkt precies de bedoeling te zijn. Toch kent de bundel een vaste structuur. Steeds wordt een gedicht van vaak één pagina vergezeld door één pagina van voorzichtige duiding, contextualisering of achtergrondinformatie. De redactie wil duidelijk eerst dat je zelf leest voordat je de stem van een ander hoort. Eerst een eigen onbevooroordeelde lezing van het gedicht, dan een herlezing ervan aan de hand van een opmerking of leesaanwijzing door een van de auteurs. Die bedoeling is prettig en werkt goed omdat de auteurs niet vertellen wat het gedicht betekent, maar vragen stellen en aanwijzingen geven. Heb je dat gezien? Vind je die woordcombinatie niet gek? De lezer bevindt zich pagina na pagina steeds even in een andere leesclub waar net die ene die wat zinnigs over poëzie kan zeggen, het woord heeft genomen. 

Die voorzichtige vorm van begeleiding is prettig en helpt de lezer bij het leggen van thematische verbanden. Enkele gedichten uit de bundel behandelen het mystieke of gaan in op het einde der dingen. Soms levert dat iets metafysisch op zoals in Martijn Teerlincks ‘Ademgebed’, waarin de schepping eigentijds wordt bezongen. Soms ook resulteert het in een cynische constatering van de sterfelijke mens op aarde zoals in Menno Wigmans ‘Slotsom’. C.O. Jellema’s ‘Zeezicht’ zoekt daarentegen het klein religieus moment in het schijnbaar alledaagse. Neemt men deze bundeling als leidraad dan vindt men weinig uitgesproken religieuze poëzie. Tegelijkertijd laat het nochtans zien dat het religieuze, op wat voor wijze ook ingevuld, toch ook in de poëzie van de laatste twintig jaar niet afwezig is. Wie het zoekt, zal het vinden. 

De redactie en auteurs bewandelen in hun begeleidend schrijven een mooie middenweg waarop de lezer al wandelend enigszins bekende bloemen kan bewonderen en nieuwe mag plukken. Een enkel punt van kritiek vormt wat dat betreft, om in de metafoor te blijven: sporadische taxonomie. Verderop in de bundel komen tussen de gedichten en duidingen plots korte citaten voorbij die de poëticale opvattingen van enkele in de bundel opgenomen dichters uitdragen. Voor de lezer die inmiddels gewend is aan de gedicht-en-bespreking-structuur van de bundel, is de dichter die niet-dichterlijk tot ons spreekt, een stem te veel. Het is onduidelijk wat deze lukraak opgenomen opvattingen over poëzie bijdragen aan de bundel die juist zo vriendelijk veel ruimte aan de lezer biedt. 

Desalniettemin blijven aanbod en opzet van de bundel aansprekend. Zonder verklarende encyclopedie onder de arm en in het bijzin van de vriendelijke botanici, vult de lezers hand zich met een persoonlijke, zeer eigentijdse bos gedichten. Nadrukkelijk geen bloemlezing. Juist een veldboeket. 

Jeroen Dera & Carl de Strycker (red.), Gedichten voor het nieuwe millennium, Poëziecentrum 2021, 280 blz., € 20,00.