Over Doggerland van Ben Smith

Door Timen Kraak

‘Niets. Niets. Niets. Toch iets.’ De eerste woorden van Ben Smits roman Doggerland voelen bijna als een scheppingsverhaal. Als we doorlezen blijkt het tegenovergestelde waar: we bevinden ons in de (nabije?) toekomst, waar een jongen en een oude man (in het grootste deel van het boek ook alleen ‘de jongen’ en ‘de oude man’ genoemd) zijn belast met het onderhoud van een immens windmolenpark in de Noordzee. Het is een strijd tegen de elementen die eigenlijk niet te winnen is.

Doggerland, een landmassa die duizenden jaren geleden Groot-Brittannië met het vasteland verbond, staat de laatste tijd steeds meer in de belangstelling. Er zijn boeken over gepubliceerd, en het Rijksmuseum van Oudheden heeft er een tentoonstelling over. 

In de roman van Ben Smith is de oude man ook gefascineerd door het feit dat er mensen en dieren leefden op wat nu de zeebodem is. Tijdens de onderhoudsrondes door het windmolenpark zet hij netten uit om resten van Doggerland te vinden. De jongen heeft een andere zoektocht: zijn vader is verdwenen. Dat is ook de reden dat de jongen zich in deze positie bevindt. Zijn vader werkte ook op het windmolenpark, zijn verdwijning zorgde ervoor dat ‘Het Bedrijf’ de jongen onder dwang het contract van zijn vader laat vervullen.

Het enige contact met de buitenwereld komt van ‘de stuurman’. Die komt soms met een boot langs om voorraad te brengen. Tijdens een van de bezoeken ziet de jongen dat de kaarten die de stuurman gebruikt steeds andere kustlijnen hebben. Het gevecht tegen het water beperkt zich niet tot het windmolenpark. Intussen lijkt het substation, waar de jongen en de oude man wonen, het ook bijna te begeven: 

‘Het water vond een weg naar binnen, door leidingen en ventilatiekanalen, langs de klinknagels in de wanden en de afdichting van het raam. Water druppelde uit de ventilatieroosters en stroomde over de loopbruggen.’

Tussen de hoofdstukken door lezen we kleine stukjes geschiedenis van Doggerland. Van 20.000 jaar voor het heden, waar de landmassa zich vormt, tot 8.200 jaar voor het heden, waar een vloedgolf, het gevolg van het einde van een ijstijd, alles overstroomt. Ook voor die vloedgolf verdween Doggerland al stukje bij beetje, zoals in het heden de natuur bezig is het windmolenpark stukje bij beetje af te breken.

‘Het is een simpel verhaal, van water dat verandert in ijs en weer water wordt.’

Hoewel we niet lezen hoe het ervoor staat met de maatschappij buiten het windmolenpark, mogen we ervan uitgaan dat menselijk handelen, klimaatverandering en zeespiegelstijging ernstige schade hebben aangericht. Het boek leest als een waarschuwing, zeker wanneer de jongen ziet wat de oude man in de netten opvist waarmee hij eerder op zoek was naar resten van Doggerland:

‘Nu hij beter keek, zag hij dat de netten die in hoopjes in de kamer lagen, niet de netten waren die hij eerder had gezien. Deze hadden fijnere mazen of waren van hetzelfde materiaal als de filters van het watersysteem en de luchtbehandeling, en zaten helemaal verstopt met stukjes plastic.
“Waar heb je dit allemaal gevonden?” zei de jongen.
De oude man keek niet op. “Gevonden?” zei hij uiteindelijk. “Ik heb het niet gevonden. Het is er gewoon. In het water.”’

De focus op de jongen en de oude man, praktisch in gevangenschap op een substation in zee, geeft het boek een claustrofobisch, uitzichtloos gevoel. Heeft het nog zin het windmolenpark te onderhouden? Voor wie wordt er nog elektriciteit opgewekt? Toch voeren ze hun taak uit, en de beide zoektochten in het boek geven soms een klein sprankje hoop. Dat maakt Doggerland een knap geschreven boek, dat grote thema’s aanpakt vanuit het oogpunt van twee mensen die op hun eigen manier doen wat ze kunnen. Misschien wel tegen beter weten in.