Gedicht door Hans Werkman

Een stille zomerdag, waarvan er duizend
in een eeuw en honderdduizenden
in alle tijden gaan.

Vandaag is nu, nu is een ogenblik
een eeuwigheid gestolde tijd. Een klok
begint twaalf uur te slaan.

De lijsterbes doet in de zon niet anders
dan zijn duizend keer vijftien groene veren heffen
en doodstil bestaan.

De vlierstruik geurt. De vuurdoorn strekt
zijn witbestoven nekken en blijft stil
boven zijn schaduw staan.

Twaalf slagen lang is het twaalf uur en alle tijden
zijn in dit warm, wit, geurig ogenblik
ademloos opgegaan.

Alleen twee mussen zijn niet uit elkaar te slaan
en een postbode komt in hemdsmouwen
door de straat gegaan.